472 APPÈL BIJ EN MEMORIES AAN DE SYNODE ingeval hetzelve dan nog onzen de Cock voor een slecht en verderfelijk dienaar zou meenen te moeten houden. Maar hier handelt dat Bestuur op eene wijze, als of men daarom eenen anders tot gevangenschap te veroordeelen dief zou moeten ter dood brengen, omdat men onder- stellen mag, dat hij na het vrijkomen uit de gevangenis toch weêr stelen zal. O! Hoe verschilt hier niet de handelwijze onzer vroegere Kerkbe- sturen ten opzichte van degenen, die zich jegens de Kerk vergrepen hadden, gelijk men zulks vooral van den eersten tijd onzer Geref. Kerk bij Trigland en anderen lezen kan? Welke toegeeflijkheid, inschikke- lijkheid, lankmoedigheid, welke pogingen en moeiten om de dwalen- den en wargeesten te onderrichten en te recht te brengen, werden er toen niet gebezigd en in het werk gesteld! Maar de gantsche toe- dracht der onderhavige zaak toont duidelijk genoeg, dat het Gron. Kerkbestuur slechts naar een voorwendsel gezocht heeft om met eenigen schijn van recht zich van dezen God-getrouwen en ijverigen de Cock te ontslaan. Dit een en ander zal, hopen wij, genoeg zijn om de Alg. Synode der Ned. Herv. Kerk te overtuigen van de grieven, die de handelwijze van het Gron. Kerkbestuur jegens de Cock niet slechts hem, maar ook de gantsche Gemeente van Ulrum heeft toegebracht: en het om alle deze redenen, dat wij zoo voor ons zelven als in naam dier Gemeente, welke wij vertegenwoordigen, deze schriftuur besluiten. 10 met het dringende verzoek, dat de Synode die gantsche handelwijze van het Gron. Kerkbestuur jegens de Cock, in het bijzonder de drie bovenverm. uitspraken gelieve af te keuren en geheel te vernietigen, en, zoo het termen rekent om het gedrag van de Cock op nieuw te onderzoeken, zulks dan niet te doen als in tegenwoordigheid en gezamentlijk met den Kerke- raad van Ulrum, de gantsche Gemeente vertegenwoordigde; 2⁰ met de verklaring, dat anderszins en indien ook onze de Cock gerekend moet worden van het gebruik des Heiligen Avondmaals ontzet te zijn, het er zoo ver van af is, dat wij, Kerkeraad, hem als een heiden en tollenaar beschouwen, dat wij hem integendeel steeds houden en erkennen blijven als onzen wettigen leeraar en, nog meer, als onzen hartelijk geliefden broeder in Christo Jesu onzen Heer, met wien wij niet alleen volgaarne de teekenen van 's Heeren lichaam en bloed willen deelen, maar dien wij ook, in weerwil van alle Class.. Provinc. of Synodale uitspraken, tot eene gemeenschappelijke gebruikmaking des Avondmaals uitnoodigen zullen; 3⁰ met de toezegging, dat, zoo wij ooit komen in de noodzakelijkheid om eenen nieuwen leeraar te beroepen, (hetgeen wij nimmer doen zullen, zoolang de Cock zich aan onze Gemeente gebonden houdt), wij er nooit eenen zullen beroepen, welke in de gevoelens staat van Brouwer, Red- dingius en dergelijken, welke gevoelens wij bij dezen verklaren te ver- werpen en als godslasterlijk te verfoeien; 4⁰ met de betuiging, dat aan ons niet zullen mogen worden geweten
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/540
Uiterlijk