SCHOLTE'S KORT VERBLIJF TE ULRUM gepreekt, op verzoek van den kerkeraad aldaar: ,,de consulent toen nog, gelijk men zeide, maar te vergeefs naar den Heer Gouverneur, om in- lichting of medehulp ter verstoring geweest zijnde". De kerkeraad zag gaarne dat Scholte ook des Zondagsmiddags zoude preêken en verzocht hem dit, deze gaf er echter den voorkeur aan des morgens de beurt te vervullen en dat de kerkeraad aan den consulent zou vragen hem diens beurt af te staan. De consulent weigerde dit, omdat hij Scholte niet kende. Volgens Boeles werd ,in zekere herberg of kroeg te Ulrum, waar zich ook de H.H. De Cock en Scholte bevonden, door twee leden van den Ulrumschen kerkeraad, in tegenwoordigheid eener groote volksmenigte, bewijs gegeven, dat de Heer N. Smith, Predikant te Leens en Consulent der gemeente Ulrum, het verzoek om toestemming tot het waarnemen eener predikdienst door den Heer Scholte in laatstgenoemde gemeente, geweigerd had. Desniettegenstaande verklaarde de Heer De Cock aan de menigte, dat des Vrijdags (den 10den) gepredikt en gelegenheid tot bediening van den H. Doop, door den Heer Scholte, zou gegeven worden." 534 Men make uit dit opzettelijk aldus gekleurde verhaal niet op, alsof daar in ,dat beruchte huis der zamenkomst van Geertje Kuipers", naar Boeles' kwalificatie in het verslag van den ring Leens, een menigte „kroeg- broeders" verzameld waren, en dat nu De Cock en Scholte, begeerig oproer te verwekken en onrust te stoken, dit gure volkje in deze kroeg opzochten en deze verhitte mannen warm wenschten te maken voor hun plan. Die kroeg", dat ,,beruchte huis" was een dorpsherberg uit het begin van de vorige eeuw, minstens even fatsoenlijk als het Sylvester- huis te Onderdendam en de herberg alwaar in de stad Groningen aan de Groote Markt het provinciaal bestuur placht samen te komen. Hier kwamen bij Geertje Kuipers de vrienden van elders om te overnachten; hier kwam men saâm om met elkander te spreken over de dingen van Gods koninkrijk en elkander te stichten uit Gods Woord, om welk feit èn De Cock èn de tapster Geertje Harms Hulshof, weduwe van Freerk Tjepkes Koster, elk werden veroordeeld tot vijftig gulden boete en de kosten. Deze Geertje Kuipers is stellig de genoemde weduwe, eene eerbare vrouw, waar de vrienden van Ulrum en elders eene herbergzame woning vonden. Scholte dan ging des anderen daags, Vrijdagmorgen, naar den con- sulent om zich aan hem bekend te maken en persoonlijk den collega te verzoeken des Zondags diens beurt te mogen vervullen. Dit werd hem geweigerd; zelfs dreigde de consulent hem door de ,,burgerlijke magt af te houden van de prediking" aan den avond van dien dag; echter Scholte verzekerde, dat aangezien een wettige kerkeraad hem verzocht den dienst te vervullen, terwijl er geen andere predikant ter zelfder tijd dienst deed, daaraan te willen en te moeten voldoen.
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/608
Uiterlijk