SCHOLTE'S KORT VERBLIJF TE ULRUM datum bleek, dat de wonde daardoor aan hen toegebracht, bij sommigen, althans bij één hunner nog stak. De Cock was reeds gestorven, ongeveer acht uur 's morgens op Maandag den 14en November 1842. Den twintigsten daarop werd te Groningen een leerrede ter nagedachtenis van H. de Cock uitgesproken door ds H. J. Wind, van Leens. Zij zag het licht bij O. L. Schildkamp, Oude Boteringestraat, Groningen. Ds Wind haalt daarin ook het gebeurde aan op den bewusten Vrijdag- avond en drukt zich dan aldus uit: ,,De vijanden namen uit deze leerrede aanleiding, om ds Scholte te beschuldigen, dat hij onzen koning Willem I bij koning Achaz had vergeleken, waarom Z.Eerw. naderhand in de ge- vangenis te Appingedam voor een korten tijd werd opgesloten, ten ge- volge bevestiging van valsche getuigen." Deze woorden schijnen sommige, in ieder geval, één dier getuigen gestoken te hebben. 545 Toen ds Wind, gedurig aangezocht", om de op dien Zondag uitge- sproken leerrede ,door den druk publiek te maken" daartoe met den uitgever Schildkamp had gesproken, kwam hij eens overleg plegen met den jongen Helenius de Cock, door ds Wind in zijn copieboek van inkomende en uitgaande brieven betiteld als oefenaar en lidmaat bij de gemeente te Groningen, opdat de leerrede persklaar zou kunnen worden gemaakt. Helenius de Cock schrijft daarover dan den 28en Dec. '42 aan ds Wind. Immers hij acht dat wat taal en stijl van deze rede betreft, nauwkeurige correctie noodig zal blijken. Hij zelf zal dat werk wel op zich willen nemen, maar dan moet ds Wind toch eerst nog eens bij hem komen „ten einde zij dan met elkander kunnen handelen in hoeverre hij de vrijheid heeft, de stijl te verbeteren en meer andere dingen"; hij is reeds met de correctie begonnen, doch daar zal zòòveel in moeten worden veranderd enz., ,,zal den vijanden geen gelegenheid worden gegeven tot het bespotten van het door de kerk uitgevoerd werk, dat hij, voor hij daarmede verder wil gaan, eerst met den schrijver moet spreken". Den 3den Januari '43 antwoordt ds Wind op dit schrijven, dat hij bij zijn voornemen blijft de leerrede door den druk publiek te maken, doch hij kan en mag op dokters advies, van wege de zwakheid van zijn lichaam, niet naar Groningen reizen". De Cock nu mag het met de cor- rectie enz. maken zooals het hem goeddunkt: ,als gij in de stijl eenige verandering maakt, dat is mij goed, en als er iets is, dat u bekend is dat ik anders uitgesproken heb, als ik geschreven heb, dat moogt gij ook wel veranderen, ik wilde wel dat gij u daar wat mede kondet spoeden, om reden dat ik er gedurig aanvraag om heb." Helenius de Cock heeft zich niet te zeer gehaast. Hij heeft een ander verzocht de taak van corrector enz. over te nemen. Dit blijkt uit de latere correspondentie. Ds Wind toch is in ongelegenheid gekomen door deze uitgave. Een zekere Afscheiding 35
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/621
Uiterlijk