Naar inhoud springen

Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/632

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

TOT AFSCHEIDING BESLOTEN wat er op dien avond van zoo verstrekkende beteekenis is geschied: ,,Knielend biddende, hebben wij daarop den eerstvolgenden dingsdag- avond in de vreeze en de mogendheid des Heeren de afscheiding bewerkstelligd en onderteekend, en daarvan in die week afschriften gezonden met begeleide verzoekschriften van bescherming of opzegging onzer gemeenschap, aan Z. M. den koning, den Minister van Eeredienst, het Synode, het Collegie van Toezigt, waarvan zijne Exell. den heer Gouverneur het hoofd is, het Provinciaal Klassicaal Bestuur, en den ring". Met alle deze personen en bestuurscolleges was De Cock per- soonlijk in aanraking geweest, of had hij gecorrespondeerd, sinds den tijd dat door hem en tegen hem de actie was gevoerd die ten slotte uitliep op de daad waarvan nu kennis werd gegeven. 2) 556 Het origineel der Acte van Afscheiding kwam naar Gods voorzienig bestel in handen van prof. Helenius de Cock in het jaar 1856, die het op verzoek van onderscheidene vrienden in April 1868 liet lithographeeren. Het werd gevonden onder een hoop papieren, die voor de familie, welke ze in het bezit had, van geen belang was. Thans berust het in 't archief van de Theol. School te Kampen, daaraan geschonken door de kinderen van wijlen prof. M. Noordtzij, in wiens bezit het was gekomen door huwelijk met de kleindochter van Hendrik de Cock, Frouwina de Cock, genoemd naar de kloeke huisvrouw van den vader der Afscheiding: Frouwe Helenius Venema. Sinds den jaardag van het vijf-en-zeventig-jarig bestaan der Theologische School is deze Acte het eigendom van de Gereformeerde Kerken in Nederland en kan haar ,strekken tot een blijvend bewijs dat de afscheiding niet is begonnen om furore te maken in de wereld, maar om God te kunnen dienen naar zijn woord." Wel was de inhoud daarvan bekend, ook bestaan nog de notulen van de handelingen van den kerkeraad op dien gedenkwaardigen Dinsdagavond, zelfs een lijst van de leden wier handteekening op de officieele Akte voorkomt en wel in hetzelfde boek, waarin deze handelingen eigenhandig zijn geschreven door De Cock, als- mede de namen der leden; doch opmerkelijk genoeg ontbreken daaraan eenige namen en de geheele lijst van ,,Hoofden des Huisgezins die geen Ledematen zijn maar echter wenschen zich te voegen met de hunnen bij de Gereformeerde Gemeente." Deze lieden waren naar eene gewoonte die in het Noorden des lands toen, en ook later nog zoo veelvuldig voor- komt en zelfs nu nog niet geheel is verdwenen, slechts doopleden. In het verschil later tusschen De Cock en Scholte aan den dag getreden zal dit verschijnsel zijn sterken invloed nog doen gevoelen.