Pagina:De Duinen en Bosschen van Kennemerland, Van Eeden 1868.djvu/24

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

6

Lagere heuvels strekken zich tusschen de boschjes uit en omsluiten de beekjes met steile oevers. Aan die oevers groeijen de moeras-spiraea (Spiraea Ulmaria L.), de heldergele sleutelbloem (Primula acaulis L.) en de witte en roode koekoeksbloemen (Lychnis diurna sibth en vespertina sibth). In het water prijkt de eerste voorjaarsbode, de waterboterbloem (Caltha palustris L.) met haar gladde bladeren en groote gele bloemen, de gele iris (Iris Pseudacorus L.), de rozeroode zwanenbloem (Butomus umbellatus L.), die het voorkomen heeft van een plant uit warmer gewesten, en de prachtige witte waterlelie (Nymphaea alba L.), de koningin onzer waterplanten, de Victoria regia van Nederland.

Hier is het gebied van den eik. De lage, digte, jeugdige boschjes of de hooge, vale, bogtige, knoestige, digtbegroeide stammen, de onregelmatig gekronkelde en gedraaide takken en het afwisselend gevormd en gekleurd loof der eiken vormen met de kleur des zands een echt landelijk tafereel; iets schetsachtigs, onbepaalds. Een zandige laan met diepe wagensporen doorsneden, aan de eene zijde een begroeide duinwal, aan de andere lage eikenboschjes en een vergezigt naar het westen, op de hooge duintoppen; een klapwiekende tortelduif en een paar vlaamsche gaaijen, die, elkander volgend, steeds voor u uitvliegen, ziedaar het tafereel. Groot is het aantal der bloemen, die hier in voorjaar en zomer den grond en het bosch bezielen. De meest karakteristieke van deze zijn, behalve de reeds genoemde, de toortsplant (Verbascum thapsiforme schrad.) met haar groote, viltige, witachtige bladeren, de wouw of gele reseda (Reseda lutea L. en R. luteola L.), de donkerblaauwe slangenkop (Echium vulgare L.), de akker-kromhals (Lycopsis arvensis L.) met zijn blaauwe, spoedig afvallende bloempjes, het zachtharig havergras (Avena pubescens L.) met zijn edel gevormde, zilvergraauwe, blinkende pluimen, het sierlijke adelaarsvaren (Pteris aquilina L.), dat in breede bogten over het water hangt, het St. Janskruid (Hypericum perforatum L.), het rozeroode zeepkruid (Saponaria officinalis L.), de vrolijk geelbloeijende wederik (Lysimachia vulgaris L.), de