Pagina:De Groote Schouburgh Der Nederlantsche Konstschilders En Schilderessen 1718 vol 1.djvu/170

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
130
Schouburg der


Poelenburg had ook een Neef Willem van Steenree genaamt, die by hem de konſt leerde.

Onder zyne tyd- en konſtgenooten komt ALEXANDER KIERINGS ten toneel; deze was een fraay lantſchapſchilder, maar had geen handeling van beeldwerk, waarom Poelenburg wel de meeſte van zyne ſtukken met beeltjes heeft opgeſiert.

Dat de natuurdrift, een gebiedende meeſtereſſe is, heeft de bevindinge, en vele voorbeelden ons geleert, en zal nader beveſtigt worden met de levensbeſchryving van JORIS VAN SCHOTEN. Deze is geboren te Leiden in den jare 1587. en was van der jeugt af aan zoodanig van natuur geneigt tot de konſt, dat hy ter ſchoole gaande, in ſtee van letteren, zyn papier, met mannetjes, en dieren, als honden, katten en zoo voort bekladde, daar zyne ſchryfmeeſters veel tegen, en ook zyn ouders ongenoegen in hadden; en ook hoe dikwerf van hem gevergt, geen toeſtemming wilden geven tot het leeren van de teekenkonſt, ja ’t zoude daar nooit toegekomen hebben, ten zy ymant van zyn’er ouderen kenniſſen (die een beminnaar van de konſt was) zyn voorſpraak daar in waare geweeſt. Dit doet my gedenken aan de jaren myner jongelingſchap, toen ik in den zelven ſtaat geſtelt, myne ouders niet konde bewegen dat zy my de teekenkonſt lieten leeren, maar getrooſt moſt wezen twee agter een volgende jaren den twyndraat te hanteren by eenen Johannes de Haan. Thans Vendumeeſter, en gezworen Makelaar te Dordrecht, doch dit werken was van een gunſtigen onvoorzienen uitſlag. want deze de Haan noch nieuling getrout zynde ging dikwils met zyn nieuwe vrouw vrienden bezoeken, en beval my het

toezigt