Pagina:De Groote Schouburgh Der Nederlantsche Konstschilders En Schilderessen 1718 vol 1.djvu/49

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
23
Schilders en Schildereſſen.

op de Theſaurie Ordinaris de afbeelding van Amſterdam, in dien ſtant als het zich vertoonden in zyne eerſte bemuuring, die in ’t jaar 1482 begonnen werd. Dit ſtuk is door dezen Kornelis Antonisze in ’t jaer 1536, toen ter tyd Schutter der Voetboogs Doelen, en in ’t jaar 1547, Raad dier Stad geworden, naar ’t leeven gemaalt, en de Dichter Jan Vos maakte daar op deze regelen:

Hier beurt zich Amſterdam; vol hoop, uit brakke veen.
Zoo wort een Viſſchers buurt de haven aller zeên.
Op zulk een grontveſt weet het Land zyn Staat te zetten.
Men bloeit door Koopmanſchap, men leeft door wyze Wetten.

Deze heeft ook naderhand het zelve oud Amſterdam met deszelfs Klooſters, Kerken, en andere geſtichten, in 12 plaaten Houtſnee gebracht, doen drukken, en aan Keizer Karel den V. toen Graaf van Holland, opgedragen, die het zelve met Octroi beſtempelde voor ’t namaken. Waar van afdrukken onder de Minnaars van Oudheden beruſten.

En nevens hem verſcheind:
JAN de HOEY geboren te Leyden in ’t Jaar 1545. By wien dees de Konſt geleert, of wat hy geſchildert heeft, weet ik niet. De roeſt des tyds heeft de gedachtenis van ’t zelve uitgewiſt, en ons alleen flaauwe merkteekenen overgelaten tot bewys, dat ’er zulk een Konſtenaar in die vroege eeuwe geweeſt is; wiens penceelwerken met de goedkeuring van Hendrik


B 4den