renaissance, maar nog niet met het bevrijdende gebaar van den werkelijk modernen geest. Werd Cuyper’s museum beïnvloed door de middeleeuwsche kunst van het Noorden, de prikkel tot Nyrop’s raadhuis moet in het middeleeuwsch Italië worden gezocht. Daarom bij het eerste het bewegelijk getorende silhoeët met het sprekende venstermotief, dat immers aan het huis van Maarten van Rossum te Zaltbommel is ontleend, en bij het tweede het horizontaal massale met een gedeeltelijk gekantelde luchtlijn, waaraan het vensterdétail in zekeren zin ondergeschikt blijft.
Aart van der Leeuw heeft de mythe van „De drie Gratiën” verwerkt tot een verhaal; Dr. P. N. van Eyck geeft weder „Mijmeringen”; en de heer G. E. G. Meuleman vertaalt weder een hoofdstuk uit „Snorre’s Edda”, nml. dat van Skáldskaparmál, wat „Over de Dichtkunst” beteekent.
Poëzie is er van wijlen Maurits Uijldert, van Dr. H. van Loon en van den heer Karel Wasch, terwijl de heer Theo van Doesburg zijn beschouwingen over „De nieuwe Beweging in de Schilderkunst” voortzet.
Pagina:De Hollandsche Revue vol 021 no 007 p 474-475 De Beweging.djvu/2
Uiterlijk
Deze pagina is proefgelezen
475
475
REVUE DER TIJDSCHRIFTEN