Pagina:De Hollandsche Revue vol 024 no 008 Van natuur tot kompositie.pdf/2

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Ik ben mij volkomen bewust, dat ik hiermede weinig succes zal inoogsten bij hen, die in de meening verkeeren, dat een Schilderij in den hoogsten zin aan een bepaalde „voorstelling” gebonden moet zijn. Toch moet ik op den voorgrond stellen, dat ik zelf de reeds algemeen geldende theorie der expressionistische richting (Kandinsky enz),– dat een schilderij de onmiddellijke uitdrukking, door kleur en lijnsensatie, van onze


MEISJE IN ATELIER (foto).

(afb. 1)


gevoelens moet zijn, — als een modephrase verwerp.

Wij hebben met de hier gegeven voorbeelden niet met een onmiddellijken uitdrukkingsvorm van een of andere emotie te doen, maar juist met een zeer middellijken. De geest bereikt nu eenmaal niet langs directen, maar wel langs indirecten weg zijn uitdrukkingsvorm. Het scheppen is geen spontane uiting van onze gevoeligheid, zooals dat wel eens gedacht is door de impressionisten en later tot dogma is gemaakt door de expressionisten. Integendeel. Elke spontane daad is het gevolg van onze lijdelijke natuurlijkheid en moet altijd op een teleurstelling uitloopen.

In dit geval, — het geval der impressionisten en vooral der post-impressionisten, — worden wij heheerscht; liggen wij onder.

In het geval der nieuwe beeldingswijze is het juist andersom: het Kunstwerk is het gevolg van onze actieve geestelijkheid, de natuur ligt onder, en wordt door ons beheerscht.

De vraag: waarom de menschelijke geest zich dan niet vrij uiten kan binnen de perken van het natuurlijk geval, kan in verband met het bovenstaande nu direct beantwoord worden: omdat de uiterlijke verschijning van de werkelijkheid niet bij machte is de Waarheid tot bepaalde uitdrukking te brengen [1]

En daar het om het laatste en niet om het eerste ging (en gaat) in alle groote kunstperioden (zoowel bij Phidias Michel Agniolo, als bij Manet, Cézanne enz.) werd de uiterlijke verschijning vervormd volgens het bewustzijn van de waarheid.


Het is de bizondere beteekenis der kunst, — en kunst zou zonder dit geen beteekenis hebben, — dat is het conflict van natuur en geest of in dat van werkelijkheid en waarheid, de laatste slechts uitgedrukt kan worden ten koste van de eerste.

Daar waar dus de afwijking van de werkelijkheid aanvangt, begint de uitdrukking van den vrijen, den menschelijken geest.

Daar de geest naar een absolute gestalte verlangt is een compromis onmogelijk.

Daarom is elk compromis tusschen idee en natuur een onzuiverheid. Zoo was het symbolisme een compromis, romantiek een compromis, enz. Slechts die uitdrukking is zuiver, waarbij de waarheid of de idee een equivalent vindt in het uitdrukkingsmiddel der kunstsoort.

Het kubisme was via het impressionisme, – waarin reeds het begrip van verhouding (toonverhouding) optrad — de eerste zuivere kunstuitdrukking, omdat het alle intermediaire middelen als: anecdote, voorstelling, symbool enz. –

  1. Ware dit wel zoo er zou slechts natuurdienst bestaan en alle bovenzinnelijke, metaphysische behoeften: godsdienst, kunst, wijsbegeerte, zouden absoluut zijn uitgesloten.