Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/15

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

Homeros in Nederland.




Toen de levende klank der homerische poësie, die noch geruimen tijd na Alexander duurde, allengs verdween, trad voor deze gedichten een ander tijdperk in.

Reeds vroeger waren zij leer- en leesboek geworden . Geleerden — Aratos, Apollonios — beijverden zich vervolgens de teksten te zuiveren, den inhoud te verklaren.

Uit Attika verplaatsten zich eindelijk de wetenschappelijke studiën naar Alexandria. Zenodotos de Efesiër begon eene noch zwakke kritiek te oefenen; Aristofanes van Byzantium schreed in kritiek en taalkundige studie voort; Aristarchos nam eene eerste plaats in. Deze stelde op grammatikale gronden den tekst vast, gaf eene stelselmatige verklaring van de woorden, de epische taal en stijl, behandelde den dichter, zijne mythen en wereldbeschouwing in mondelinge voordracht. Hunne zwakke zijde was der geleerdheid en het stelsel meer gewicht te geven dan der poësie; te wanen dat Homeros niet kon gedicht en gedacht hebben wat naar het alexandrijnsche stelsel onschoon of onjuist scheen. Logica en moraal werden geroepen in vragen van hoogere kritiek en aesthetiek te beslissen.

De winst dier studies ligt uitsluitend in het filologische; schier niets hebben haar de dichterlijke zijde, het begrip van den geest en den stijl der homerische poësie in het bizonder, te danken. Integendeel. De nieuwere tijd, wien trouwens het rechte verstand van alle epische en mythische poësie toekomt, heeft de homerische gedichten oneindig juister begrepen dan de alexandrijnsche geest dit vermocht.

Zoo werd Ilias XI vers 515 door de Alexandrijnen verworpen, omdat..... het den lof der artsen vermindert als zij gezegd worden alleen pijlen uit te snijden en den wond te genezen! Ilias XII vers 450, omdat het Hektor’s roem verkleinen zou als Zeus den steen licht voor hem maakte.

De hoogleeraar Cobet heeft allergeestigst den draak gestoken met de zinverklaringen der alexandrijnsche grammatici, die aan het ptolemaïsche hof gewoon aan etiquette, niet voelden hoe die oude naieve helden en goden handelden en spraken.

Zenodotos, bij voorbeeld, werpt, Ilias III vers 422, eenige regels als onecht weg, waar Afrodite gezegd wordt voor Helena een stoel te plaatsen. Dat vond Zenodotos ongepast (ἀπρεπὲς). Te recht zegt Cobet, dezen geest veroordeelende: „De verklaring van de antieke letterwerken eischt dat uw geest antiek worde en gij gevoelt zoo als die ouden voelden [1].”

En niettemin is het haast ongeloofelijk met welke zinlooze redeneeringen noch vele nieuwe en nieuwere grammatici, evenals de alexandrijnsche, honderden regels willen



  1. Necesse est in antiquarum litterarum interpretatione ut tibi animus antiquus fiat (zooals ook Livius zeide) et ita sentias ut illi veteres sentiebant. (Miscell).