Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/21

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

XI


Het duurde 40 jaren eer zich een ander daaraan waagde. Toen verscheen De dooling van Ulisses, in 24 boeken door den vermaarden Griekschen Poëet Homerus beschreven, en van G. V. S, vertaalt. t Amsterdam voor Gerrit van Goedesberg, op ’t Water 1651. De aanhef luidt:


Goddin des gezangs, u roep ik aan, helpt my lof zingen ter eeren van die Man die land en steden doorreyst, en menigerly gevaar doorworstelt heeft, en garen zijne reisbroeders verlost had, enz.


Wij kunnen voorbijgaan; in 1654 en 58 verscheen iets bruikbaarders, de vertaling der Ilias door J. H. Glazemaker [1]. Schoon kunsteloos, verrast ons deze vertolking in zoover, dat zij blijkbaar voor het eerst uit het oorspronkelijke, dat zij letterlijk en vrij juist is. Ziehier eene proef, waartoe ik ter lichtere vergelijking, de zelfde beroemde plaats kies, het afscheid van Hektor en Andromache:


De doorluchtige Hector, dit gesproken hebbende, vatte zijn zoon met uitgestrekte armen. Maar de jongen, luide roepende, week weêr naar de boezem van zijn welgegorde voedster, vermits hy voor de aanschouwing van zijn waarde vader verschrikte, en voor het koper, en voor de vederbos, die als borstelen opwaarts stont, en op de top van de helm schrikkelijk wapperde, bevreesd was. Zijn waarde vader, en eerwaardige moeder lachten; en de deurluchtige Hector nam terstond de helm, die van alle zijden blonk, van zijn hoofd, en zette hem op d’aarde neêr. Hij, zijn waarde zoon gekust, en met zijn handen gestrookt hebbende, stortte zijn gebeden voor Jupiter en voor d’andere goden uit. O Jupiter zeide hij, en gij andere goden, geeft dat deze mijn zoon zoodanig word, gelijk ik ben, dat hy voortreffelijk onder de Trojanen, en sterk van krachten is. Geeft dat hij kloekmoediglijk te Trojen heerscht, en dat men noch zeggen zal: deze is voortreffelijker dan zijn vader, als hij uit d’oorlog weêr zal keren, en bebloede roof meêbrengen, na dat hy eenig vijant gedoot heeft, en dat zijn moeder zich in haar gemoed over hem verheug.

Hector, deze woorden gesproken hebbende, gaf zijn zoon weêr in handen van zijn beminde gemalin, die hem aan haar lieffelijke en welriekende boezem drukte, en van blijdschap tranen stortte. Haar gemaal dit ziende, wierd met deernis ontsteken, en, haar met zijn hant strokende, sprak tot haar in dezer voegen: enz. —

Die het Grieksch kent, ziet dat dit vrij getrouw is wedergegeven, dat zelfs de epitheta, de zinbouw, de toon zijn in acht genomen. Hierin was het voor het eerst dat men die leerde kennen. Daarmede had de 17e eeuw het hare gedaan.

De 18e gaf Droste’s vertaling van Ilias en Odussee [2]. Ik bied weder eenige regels uit het afscheid van Hektor en Andromache ter vergelijking:

Dus eindigend’ heeft hy sich tot syn Soon gewendt:
Dien hy omhelsen wou: maar ’t jongsken wierdt verschrokken,
En heeft syn aengesicht op ’s Voedsters hals getrokken.
Des Vaders harnas hadt verbaest het schreijent kint.,
En op ’t helmet de pluim geslingert door de wint.

O Jupiter, sprak hij, wilt hem uw zegen geven.
Maek dat in dapperheit hy my navolgen mach,
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .


  1. Ik heb daarvan twee verschillende deeltjes voor mij: het eerste heet: De Iliaden van Homerus, Prins der Grieksche Poëten: Of beschrijving van d’Oorlog tusschen de Grieken en Trojanen, om de Schaking en wechvoering van Helena. Nieuwelijks door J. H. Glazemaker vertaalt en met Kopere Platen verciert. Te Amsterdam, bij Jan Rieuwertsz. 1658.
    Het tweede deel, even als dit eerste in 12°, draagt op den titel het jaartal 1654 en werd gedrukt voor de weduwe van Nicolaas Fransz. De zeer onnoozele, „koperen platen,” met deels romeinsche, deels uit de lucht gegrepen, deels 17e eeuwsche kleederdrachten, zijn ook in beide deelen niet van de zelfde hand.
  2. De I. en O. van Hom. in Nederduitsch gerijmt door den Heer Koenraet Droste, te Rotterdam, 1722.