Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/45

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

Verbeteringen.

Bladz. 3, reg.  50. heldere honden.
5, 111. Wijl ik den wegens.
5, 119. paste.
5, 121. Toen antwoordde hem weer snelvoetige eedle Achilleus:
6, 140. Maar dit kunnen wij alles ook later te zamen bespreken.
7, 164. Ergens een bloeiende stad....
Toch wordt verre het meeste des jammerverwekkenden oorlogs
Wel door mijn handen verricht; maar steeds als het komt tot verdeeling
Is uw geschenk veel grooter, en ik....
Keer naar de schepen terug, wanneer ik van strijden vermoeid ben.
7, 170–171. .................en wil ook,
Smaadlijk bejegend, voor u geen schatten vergaren en rijkdom.
7, 185 .............opdat men het zien moog’
8, 193. ...in hart en verstand.
9, 238. Dien in de handen....
9, 249. Wien van de lippen de taal zoetvloeiender stroomde dan honig.
10, 264. Kaineus.
10, 277. onthoud u.
11, 292. Doch in de rede hem vallend hervatte....
11, 300. bij de snelle.
11, 302–303. ........opdat ook dezen het weten.
Weldra stroomde dan zeker uw donkere bloed.......
13, 367. verwoestten.
13, 370. Apolloon (de punt vervalle).
14, 406. Toen ontstelden.
15, 418. in de woonzaal.
15, 435. ligplaats.
18, 530. Langs ’t onsterfelijk hoofd, en hij schudde den.......
21, 611. goudentronende.
23, 18. Agamemnoon.
25, 83. trachten.
27, 164. uw.
29, 207. ....doch naar den volksraad
29, 213. hij wiens geest.
30, 249. Onder de velen.
31, 284. Atreus’ zoon.
33, 340. Laat ze in vlammen .....
........... vertrouwden!
35, 393. vleide te vlieden.
38, 478. ’t Hoofd.
38, 497. gespletene.
41, 571. Araithurea’s beemden.
41, 592. Thruon.
41, 595. zangen van Thamuris, Thrakië’s dichter,
41, 596. Daar van Oichalia’s vest, vorst Eurulos’ zetel, gekomen.
41, 600. ’t Zangerig lied — cither.
42, 607. Zij die in Tegea hadden hun woon en Mantinea’s lustoord,
42, 608. Parrhasia.
43, 640. ...en Kaludoon’s rotsige landstreek.
44, 672. Nireus, Charopos’ zoon, dien vorst uit Aglaia geboren.
47, 765. gelijk naar het paslood
49, 823. kenners.
49, 844–845. Dappere Peiroös voerde, met Akamas, volken der Thrakers
Welken de golvende zee van den Hellespontos tot greus is.
49, 851–852. ’t Heer Paflagoniërs leidde Pulaimenes, dapper van inborst,
Zoon van het Eneterland, waar vrij rondweiden de muilen.