Pagina:De Katholieke Illustratie vol 001.pdf/261

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

256

ALLERLEI.



DE DIEPTE DER ZEE. De grootste diepte van het Kanaal (tusschen Frankrijk en Engeland) is ongeveer 300 voet, die ten westen van Ierland komt boven de 3000 voet. De Oostzee (tusschen Duitschland en Zweden) is slechts 120 voet diep; 10 voet dieper is de Adriatische Zee (tusschen Italië en Turkije). De straat van Gibraltar (tusschen Spanje en Afrika) heeft eene diepte van hoogstens 1000 voet, maar deze daalt tot 3000 en later tot 6000 voet, als men de Middellandsche Zee indringt. Op sommige plaatsen wordt zelfs op 7800 voet nog geen grond gevonden. De grootste diepten vindt men in den Atlantischen Oceaan en de stille Zuidzee; aan de Kaap de goede Hoop is zij 16000 en ten westen van St. Helena 28000 voet. De gemiddelde diepte van den Atlantischen Oceaan is 26000, die van de Stille Zuidzee 20000 voet.



GROENE AUGURKEN. Om grasgroene augurken te koop te kunnen bieden, bereiden sommige handelaars ze in koperen, niet vertinde vaten. Wij behoeven naauwelijks op te merken, dat zulke augurken zeer schadelijk voor de gezondheid zijn. Gemakkelijk kan men omtrent de augurken een onderzoek instellen: men steke er slechts een zuivere naald in. Als men haar terugtrekt en zij heeft eene koperkleur, dan zijn de augurken op genoemde wijze toebereid.



BRIEVEN ZOO TE SLUITEN, DAT ZIJ ZONDER GEWELD NIET GEOPEND KUNNEN WORDEN. Hiertoe snijdt men een in het couvert op de plaats, waar de brief zal gesloten worden, en sluit dien daarna met een ouwel. Deze vertoont zich nu door het gaatje. Vervolgens laat men over den ouwel lak druppelen zoodanig dat hij er geheel mede bedekt is, waarna men voor zijn brievengeheim minder bezorgd behoeft te wezen.



DE ANKERWAGEN, waarvan op bladzijde 253 gesproken wordt en die een der twee lokomobilen van den stoomploeg kan vervangen, bestaat uit een rad A, dat van stiften B voorzien is; aan deze laatsten bevinden zich wrijfrollen. De stiften werken op de rondsels C in den boom D en doen deze draaijen, zoo zij tegen zijne zijde drukken. In den rand van het rad A zijn de tappen E waardoor de stang gaat, aan welke het paard, dat de machine verplaatsen zal, is vastgemaakt.



DE VIER JAARGETIJDEN IN NEW-YORK. Deze hoofdstad der nieuwe wereld heeft den zomer van Napels en den winter van St. Petersburg. Het klimaat is er alzoo buitengewoon veranderlijk. Eigenlijk moest men zeggen dat New-York slechts drie jaargetijden heeft, want de lente kent het bijna niet. Het voorjaar is bijna afschuwelijk te noemen, en den liefelijken tijd, waarop bij ons de bloemen hare kelken openen en de vogelen ons door hunne zangen verlustigen, ziet de New-Yorker met angst en vrees te gemoet. Naauwelijks doet de zonnewarmte zich eenigermate gevoelen, of de sneeuw smelt en de straten veranderen in moerassen; zij zijn overal bedekt met afzigtelijken modder. Om het smelten te bevorderen, werpt, men overal groote hoeveelheden zout op de straten en hoopt dat; een stortregen of stormwind spoedig de slijkmassa in den stroom zal werpen.

Van het langzaam opengaan der bloesemknoppen en het eerste groen is weinig te zien ; de boomen behouden lang, zeer lang hun winterkleed. Men kan het aan hen zien, zij zouden zich gaarne willen openen voor het groen en de bloemen, die naar buiten dringen, maar zij vertrouwen het weder niet en bieden wederstand, tot zij eindelijk door de reeds sterke zonnewarmte overwonnen worden. Dan zijn zij in zeer korten tijd geheel met bladeren en bloemen overdekt; de laatste maken onbegrijpelijk spoedig plaats voor de microscopische vruchten, en de eerste hebben reeds na acht dagen den groenen tint aangenomen, die wij aan onze boomen eerst laat in den zomer kunnen opmerken. Zangvogels willen met New-York niet te doen hebben ; zij schuwen het oord, waar de lucht bezwangerd is met steenkoolwalmen, en waar de boomen hun niet vroegtijdig genoeg gelegenheid aanbieden tot het bouwen hunner nesten. Vele pogingen zijn aangewend om den vink en andere zangvogels te acclimatiseren, doch het gevogelte stierf zonder uitzondering. Eksters, raven, kraaijen, spreeuwen en dergelijken kiezen zich daarentegen een verblijf in New-York en zijne omstreken.

Zoo gaat de lente voorbij zonder dat iemand haar gezien of gehoord heeft, zonder dat men zich in het jeugdige groen of in het gekweel der gevederde luchtbewoners heeft verlustigd. Voor de Yankees is dit geen groote teleurstelling; zij hebben nooit het aangename der lente gekend, maar in New-York wonen duizenden Europeanen, vooral Duitschers en Italianen, en deze gevoelen het gemis der lente zeer.

Op deze vreemdsoortige lente volgt een zomer, die gewoonlijk eene verschroeijende hitte medebrengt. Zelfs in de zomerochtenden is het zeer heet, en op het midden van den dag heeft men niet zelden eene warmte van 36° R. Zonnesteken zijn dan ook niet zeldzaam; zeker dagblad meldde er eens twintig op een dag. De nachten in Junij en Julij zijn zoo warm, dat men voor het open venster slapen kan; in Augustus daarentegen treedt eene scherpe nachtelijke koude in, en de morgenuren zijn zoo frisch dat men winterkleederen kan dragen, terwijl men op den middag in het dunste zomergewaad zit te transpireeren.

Het schoonste jaargetijde in New-York is ontegensprekelijk de herfst. Deze moet het gemis der lente vergoeden, en inderdaad nergens is de natuur schooner in September en October als in de groote wereldstad en hare omstreken. De heldere, schoone hemel neemt een nog donkerder tint aan; de lucht wordt doorschijnender en door geen windje gestoord; diepe vrede rust op het landschap. Ieder voorwerp, zelfs op verren afstand, toont zeer duidelijk zijne scherpe grenzen; onbeschrijfelijk schoon is het panorama, dat New-York oplevert, gezien van een zijner naburige heuvelen. De natuurbewonderaar kan uren lang verzonken zijn in de beschouwing van dat heerlijke beeld, en ziet hij om zich heen en bemerkt hij dat de natuur langzaam en waardig ter ruste gaat en zich voorbereidt op den langen winterslaap, dan daalt ook rust in zijn boezem, en het menschenhart voelt zich opgewekt tot een lofzang aan den Almagtige.

Tegen het einde van November doen zich de eerste winterstormen hooren; echter Kersmis valt zelden sneeuw. Daarna sneeuwt het geweldig, soms ter dikte van drie ellen in één nacht. Dan wemelt het in New-York van sleden, de eene al prachtiger dan de andere. Op den 40 bunders grooten vijver in het centraal park ontstaan een leven en eene beweging, welke voor die op de Neva niet onderdoen. In één woord alles herinnert aan St. Petersburg. De beide stroomen bevriezen natuurlijk bij de grootste koude niet; ebbe en vloed verhinderen dat het ijs de oevers door een vasten dam verbindt. Ontzettende ijsschollen drijven den Hudson op en af, waarbij het soms gebeurt dat, wanneer de vloed op het hoogst gekomen is, er eenigen tijd stilstand plaats heeft, en de ijsbrokken gelegenheid hebben zich met elkander te vereenigen. Dan kan men van den eenen oever tot den anderen komen, ofschoon de overtogt altijd gevaarlijk is, daar de ijsdam ieder oogenblik kan breken. Dit geschiedde nog in 1856, toen de 2½ mijlen breede Hudson gedurende 1 uur en de East-rivier meerdere uren vast zaten. Op de laatste hadden zich ongeveer 200 menschen verzameld, die zich met sleden vermaakten. Plotseling brak het ijs, en het gezelschap dreef gescheiden, op verschillende ijsschollen, door de rivier. Gelukkig kwamen spoedig eenige stoombooten, die allen opnamen, zoodat er niemand het leven bij verloor.



DE OUDSTE TUNNEL. Diodorus van Sicilië beschrijft een tunnel, die zonder twijfel als de oudste beschouwd kan worden. Hij zegt: Semiramis liet aan beide oevers van den Euphraat juist tegenover elkander een kasteel bouwen. Om ongezien van het eene in het andere te kunnen komen, gaf zij bevel dat een tunnel zou aangelegd worden onder het bed van genoemde rivier. Tot dat einde begon men een kanaal te graven dat 300 stadiën lang was en eene diepte had van 35 voet. Dit kanaal nam het water der rivier op, welke laatste gedurende den bouw van den onderaardschen weg droog bleef. De muren van het gewelf, dat van tigchelsteenen en cement werd gemetseld, waren 7 voet dik, en de zijwanden, uit dezelfde steenen opgetrokken hadden de dikte van 20 voet. De tunnel was 12 voet hoog en 15 voet breed. Het gansche werk was in 260 dagen voltooid.



FRANKLIN werd op zekeren dag uitgenoodigd eene vergadering bij te wonen. „Gij zult, zeide men hem, een uitgelezen gezelschap aantreffen, men heeft bepaald dat werklieden geen toegang zullen hebben!” Gelukkig antwoordde hij, dat God geen inwoner van Philadelphia is. Hem zoudt gij anders ook buiten gesloten hebben.



OLIEVLEKKEN neemt men uit houten voorwerpen, stoelen, tafels enz. weg door ze met groene zeep te besmeren, en deze eerst 24 uren later met koud water weg te wasschen. Uit lampenglazen kan men doelmatig olievlakken wegnemen door die uit te wasschen met eene oplossing van potasch in zuiver water.



MIJNE VROUW spreekt dagelijks driemaal de waarheid, zeide een vrolijke oude heer; 's morgens vroeg als zij zegt: ach, moet ik nu reeds opstaan, ik heb er volstrekt nog geen lust in; na het ontbijt: ja nu moet ik aan mijn werk gaan, maar ik heb er nog weinig zin in; 's avonds als zij naar bed gaat: ik heb den ganschen dag rondgeloopen en toch niets uitgevoerd.