Pagina:De Katholieke Illustratie vol 001.pdf/36

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

24

komenheid heeft geopenbaard; men ziet er behangsels met de prachtigste schilderstukken versierd; tapijten, waarop de bloemen schijnen te groeijen; allerlei vlechtwerken, geheel van gouddraad vervaardigd; meubelen, waarvan men niet weet wat men meer moet bewonderen: de kostbaarheid der stoffen, waarvan zij gemaakt zijn, hare netheid of geriefelijkheid.

Niet verre van het paleis van den Beij van Tunis staat dat van den keizer van Marokko; dit heeft veel overeenkomst, vooral wat het inwendige betreft, met het eerste, wij zullen dus slechts spreken van den stal, die er bij behoort; deze bevat eenige kameelen en dromedarissen met hunne oppassers door zijne Marokkaansche Majesteit naar het veld van Mars gezonden; hij had deze moeite kunnen sparen, daar ook de Onderkoning van Egijpte kameelen gezonden heeft en deze dieren, sinds ze in alle dierentuinen voorkomen, den Europeanen volstrekt niet vreemd meer zijn.

Oostersche gebouwen. (Parijsche Tentoonstelling.)

De avondzon, den Marokkaanschen oppasser, terwijl hij zijn kameel verzorgt, beschijnende, geeft den schilder ongetwijfeld stof voor een schoon doek.

Thans gaan wij van af Marokko eene geduchte reis doen; wij reizen namelijk voorbij Mexiko naar de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, wij zouden bijna vergeten het paviljoen der Vorstendommen te noemen, dat door zijne betrekkelijk geringe uitgestrektheid minder de blikken tot zich trekt; meer doet dit de tempel van Xochicalco, die door Mexico is tentoongesteld en ons noodzaakt te denken aan de droevige gebeurtenis, die wij zoo gaarne zouden willen vergeten; men geloove nu niet, dat die tempel zoo fraai is, och neen, het schijnt een houten gebouw, met doek overtrokken, is niet meer dan een afgodstempel en was weleer het verblijf van den God Xochicalco, dien men lillend menschenvleesch moest offeren.

(Wordt vervolgd.)