Pagina:De Katholieke Illustratie vol 001.pdf/40

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

28 / 29

HET FEESTVIERENDE ROME.


Vervolg.

Rome, 21 Junij.

Ik heb u heden veel, zeer veel te schrijven, en Nederland neemt er weder een gewigtige plaats bij in. Gisteren, H. Sakramentsdag, heeft hier de luisterrijkste processie plaats gehad, die mijne oogen ooit gezien hebben. Ik zal u de bijzonderheden daarvan niet mededeelen, omdat naar ik verneem dezelfde plegtigheid nogmaals zal plaats hebben op den feestdag der H. H. Apostelen, van welk feest ik u eene uitvoerige beschrijving hoop mede te deelen. Ik kan echter niet nalaten u te zeggen dat, in weerwil van alle waarschuwingen, nog kort te voren gedaan, de dag zonder de geringste rustverstoring afgeloopen is, hoewel uithoofde van het fraaije weder de straten tot in den nacht met menschen gevuld waren.

Heden avond ten zes ure had hier echter een bijzonderheid plaats, welke ik niet onvermeld mag laten, omdat zij onvergetelijk zal blijven voor al de Nederlanders, die daarvan getuigen waren. Het had namelijk Pius IX in zijne liefde voor Nederland behaagd, in weerwil van de vermoeijenissen van den dag, een partikuliere audientie te verleenen niet slechts aan de Nederlandsche bisschoppen, maar aan alle Nederlanders, die zich in de heilige stad bevonden. Dit had plaats op verzoek van den hoogwaardigen kerkvoogd van Haarlem, Mgr. Wilmer, die zich wel had willen belasten met de aanbieding van het album, waarin de nieuwjaarsgiften, door het dagblad de Tijd verzameld, vermeld staan. In de voorzalen van het Vatikaan sloten de Nederlanders, priesters en leeken, zich aan bij Mgr. Wilmer en Mgr. Schaepmaan en werden vervolgens bij Zijne Heiligheid toegelaten, die hen ontving met de vaderlijke liefde, die hem nimmer verlaat. De bisschop van Haarlem dankte den H. Vader voor de buitengewone gunst, welke hij den Nederlanders bewees, door hen in de gelegenheid te stellen om met algeheele toewijding van hart en ziel hunne hulde en diepen eerbied te mogen bewijzen aan den opvolger van Petrus en tevens de hulde van geheel Nederland aan de voeten van Pius IX te mogen nederleggen.

Daar lag nu het album met die eenvoudige, ongekunstelde maar van zooveel geloof en liefde tintelende bijschriften, opgeluisterd door de geniale hand van den heer Cuypers. Zoo worden de eenvoudige gebeden van hen, die ootmoedig en zuiver van harte zijn, door de engelen in gouden schalen gebragt tot voor Gods troon! Alle dichterlijk talent zinkt hier weg in het niet voor den gloed van geloof en liefde, die in deze bijschriften doorstraalt. Toen Christus aan Petrus vroeg: „En wie zegt gij dat ik ben?” Toen antwoordde Petrus eenvoudig maar krachtig: „Gij zijt de Christus, de Zoon van den levenden God.”

Treffende gelijkenis! Toen in onze dagen het ongeloof zijne klaauwen uitsloeg naar de schatten des geloofs, en duizenden en duizenden het gezag van den Stedehouder van Christus verloochenden en verwierpen, toen vroeg Pius IX: „En gij, Nederlanders, wie zegt gij dat ik ben?” En het katholieke Nederland heeft luide uitgeroepen: „Tu es Petrus!” Dat staat in het album en dat staat er duizenden nogmaals duizendmaal in, en geen welsprekender taal kan tegen de kracht dezer woorden opwegen.

Nadat de Paus met groote belangstelling en zigtbaar genoegen het prachtig versierde album had beschouwd, verzocht Mgr. Wilmer eerbiedig verlof om het adres van de redaktie van de Tijd te mogen voorlezen. Het kwam mij voor dat Z. H. diep bewogen was. Hij dankte de adressanten en de Katholieken van Nederland voor de liefde en gehechtheid, welke hen bezielde voor den Stedehouder van Christus, en beloofde dat hij altijd voor hen zou blijven bidden. Hij zegende geheel het Katholieke Nederland en in het bijzonder de geestelijkheid, de Katholieke ouders, de aanwezigen en hunne betrekkingen en al degenen, wier wenschen en gebeden in het album waren uitgedrukt.

Gezigt op Rome van Monte Mario.

De oogenblikken, welke ik met de hoogwaardige bisschoppen en mijne landgenooten bij den H. Vader heb doorgebragt, zullen altijd tot de merkwaardigste mijns levens blijven behooren. Ik vraag het aan allen, die er bij tegenwoordig waren: was ons hart niet brandende toen Hij tot ons sprak? Alvorens te vertrekken werden allen tot den voetkus toegelaten en sommigen in het bijzonder aan den H. Vader voorgesteld.

De Paus viert heden den verjaardag zijner krooning. Dientengevolge waren, naar gebruikelijke wijze, gisteren avond de openbare en ook eenige bijzondere gebouwen verlicht. Deze verlichting zou overal elders een armzalige figuur maken, rnaar zij draagt hier bij de gebouwen iin hunne aardige vormen meer te doen uitkomen. Zoo maakte o.a. het Palazzo di Venezia, omgeven door een vijftigtal vetpotten op palen een bijzonder schoonen indruk. De wakkere Zouaven hadden ook hunne kazerne bij San Calisto verlicht.

Zoo als gewoonlijk adsisteerde heden de Paus de H. Mis in de Sixtijnsche kapel. De buitengewone inspanning van den vorigen dag was spoorloos aan hem voorbij gegaan; hij scheen zelfs nog krachtiger dan gewoonlijk gedurende de plegtigheden en later bij den gebruikelijken handkus der kardinalen en aanwezige prelaten.

Heden werd ook het feest in San Ignasio, alwaar de relikwiën van den H. Aloysius rusten, met bijzondere praal gevierd. Op dien dag is het gebruikelijk, dat de woning van laatstgenoemden heilige voor het publiek open staat. De H. Vader had het altaar van den heilige een ciborium met diamanten omzet, ter waarde van 3000 scudi, ten geschenke gegeven. Hier bestaat nog het oude gebruik, dat kerkelijke feesten ook volksfeesten zijn. De optogten, welke daarbij plaats hebben, maken op ons, bewoners van het noorden, een vreemden indruk. Vierden wij zóó feest, het zou anders zijn, doch ’s lands wijs, ’s lands eer, en wie er aanstoot aanneemt, bewijst alleen dat hij niet diep nadenkt. De straten waren versierd en met lauwertakken bestrooid; men zag er een gansche schaar doortrekken van broederschappen in hare schilderachtige gewaden, hare standaarden en banieren, standbeelden en zelfs geheele altaren, die rondgedragen werden, de brandende kaarsen, de prachtige priester-gewaden, en bij dat alles het gezang en de veelvuldige Eoviva’s voor den Santo, — waarlijk de zuidelijken zijn geheel andere menschen dan wij.

Sedert heden middag heeft het stedelijk bestuur door aanplakbiljetten bekend gemaakt welke feestelijkheden bij gelegenheid van het Centenarium zullen plaats hebben. Na een zeer diplomatieke toespraak aan de Romeinen, waarschijnlijk om alle partijen, zooveel dit mogelijk is, te bevredigen, doet het bestuur eene opsomming van de plegtigheden en noodigt de Romani uit om daaraan deel te nemen. Herhaaldelijk illuminatie, tombola’s, den 1en Julij volksfeest in de villa Borghese met muziek ‚ wedrennen, opstijging van een luchtballon enz. op kosten van den prins Borghese. Den 3en Julij nachtelijk volksfeest op het Forum Romanum en verlichting der oude gedenkteekenen, met bengaalsch vuur. Den 4en verlichting van de drie paleizen bij het Kapitool van buiten en van binnen, met vrij entree op de galerijen. Den 5en groote akademie van de maatschappij Arcadia in het paleis der Conservatori. Den 7en gelduitdeeling aan 100 arme Romeinsche vrouwen enz.


Rome, 25 Junij.

Pius IX verleende heden aan al de aanwezige vreemde priesters een algemeene audiëntie. (Zie de gravure op de laatste bladz.) De heeren van het Vatikaan hebben waarschijnlijk geen denkbeeld gehad van de massa priesters die hier tegenwoordig is, toen zij te vijf ure in den namiddag de Scala ducale‚ of liever de ruimte tusschen de Sixtina en de Paulina openstelde. In weinige minuten was daar geen plaats meer te vinden, en men kon nog naauwelijks zien dat het getal van hen die buiten stonden, verminderde. Op uitdrukkelijk verlangen van den H. vader werd de zaal, waar in den Paaschtijd de voetwassching plaats heeft, beschikbaar gesteld. Ook deze zaal was spoedig gevuld, en door de geopende deuren kon men aan hen die buiten stonden zien, dat zij werkelijk nog te klein was.

Tegen zes ure verscheen het kruis, dat de komst des H. Vaders aankondigde, en als uit één borst stegen duizenden kreten tot één jubeltoon voor den Paus-Koning. Oogenblikkelijk daarop verscheen Pius IX, omgeven door de geestelijkheid van zijn huis en van een kleine hofstoet, zooals bij plegtige