Pagina:De Maasbode vol 062 no 22785 Avondblad De nieuwe Scorel.djvu/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

schilderijen zijn o.a. daarom voor Utrecht van belang, omdat er een Stichtsche liefdesgeschiedenis aan vast zit. De stichtersfiguren zijn Lambert Snoy en Emma Pauw van Dorthuizen. Als elfjarig meisje werd Emma door een vriend van Snoy geschaakt en daar is toen veel over te doen geweest. Zelfs Karel V kwam er aan te pas. Vermoedelijk is het altaarstuk door Margaretha van Drakenburg, de moeder van Lambert Snoy, na diens dood, toen het meisje 18 jaar was, als boeteteeken geschonken aan de kerk van Calcar, waar zij heeft gewoond. Dat is in 1529 geweest.

Er zijn verder eenige fraaie oude stillevens aangeworven, van Roelant Savery, Abraham Mignon, Michiel Simon en Abraham Bosschaert een groot landschap van Jan Both en een Doornenkroning van Theodoor van Baburen, welke laatste afkomstig is uit en in bruikleen gegeven door het Franciskanerklooster te Weert. Een groot schilderij van „dobbelende jongens” wordt voorts toegeschreven aan Houthorst, maar wij houden het, vooral om het type van den linkschen knaap en om het frappante coloriet voor een Ter Brugghen.

Een belangrijk hoofdstuk uit de hedendaagsche kunstnijverheid en klein plastiek wordt vertegenwoordigd door een fraaie collectie aardewerk van dr. J. Mendes da Costa, die haar aan het museum ten geschenke gaf. Zij was het bezit van Mevr. J. Mendes da Costa—Jessurun de Mesquita. De edele fantasie van dit werk is opmerkelijk.

Vooral het zieke aapje, de joodsche vrouwtjes en de groep joodsche meisjes met witte schorten munten uit.