Pagina:De Morgen vol 005 no 1306.djvu/8

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Heerlen.

Een Raadsvergadering van twee minuten.

HEERLEN. §§§ Meenden wij onlangs den Raad van Maastricht te mogen gelukwenschen met het vestigen van een record op zijn naam, door n.l. een agenda van 13 punten af te handelen in 20 minuten, ook de raad dezer gemeente kan vlug zaken doen. Voor de verslaggevers was het feitelijk niet de moeite waard geweest zich op de perstribune te installeeren. Want nauwelijks hadden ze des reporters ingrediënten voor den dag gehaald, om, conscientieus als altijd, te noteeren wat de vroede heeren zouden vertellen of welke beslissingen ze in het waarachtige belang der gemeente zouden nemen, of de vergadering werd reeds door den voorzitter, burgemeester van Griensven, gesloten. De heele vertooning, — in het laatste woord zit absoluut niets oneerbiedigs — had nog geen twee minuten geduurd. Alleen de voorzitter was even aan het woord geweest. De Raad had intusschen aan den heer Eijck eervol ontslag verleend als ontvanger van het Burgerlijk Armbestuur, waarna plechtiglijk, doch zonder opvallend ceremonieel, de rekening over 1927 werd aangeboden, gevolgd, niet minder in stijl, door de aanbieding van de begrooting 1929 in ontwerp. Een toen een drietal leden waren aangewezen, om de rekening 1927 te onderzoeken, was „de baard af”. Hamertik en de vergadering was voorbij.
Personen, die het weten konden, vertelden ons, dat de oproep ter vergadering min of meer een „foefje” was, als wij ons zoo onparlementair mogen uitdrukken, om de heeren bijeen te krijgen, voor het onderzoek der begrooting in de afdeelingen. Want inderdaad hebben na deze 2-minuten-bijeenkomst, die wel een unicum in de annalen onzer stedelijke vroedschap zal blijven, de raadsleden urenlang knusjes in de afdeelingen de begrooting onder de loupe had genomen. Er is nog altijd baas boven baas; dat heeft Heerlen’s Raad aan zijn collega’s van de Maasstad weer eens kunnen toonen.

Verfraaiïng der St. Pancratiuskerk.

Sinds het bestuur van den tegenwoordigen Deken van Heerlen zijn er in de aloude St. Pancratiuskerk vele verfraaiïngen aangebracht: het vervangen van oude, onoogelijke banken door nieuwe, het plaatsen van een klankbord boven den preekstoel. De grootste en meest waardevolle aanwinst voor de hoofd-parochiekerk evenwel is de nieuwe Kruisweg, op talentvolle wijze gemaakt door den kunstschilder, den heer Windhausen uit Roermond. Bij het zilveren priesterfeest van den jeugdigen Deken hebben de parochianen een som gelds bijeengebracht waarvoor drie nieuwe staties werden aangekocht. Geleidelijk zijn de overige geplaatst, en sinds korten tijd is de mooie St. Pancratiuskerk in ’t bezit van een prachtig-mooien Kruisweg. De oude staties zijn afgenomen en zullen vermoedelijk hun weg wel vinden naar de een of andere noodlijdende kerk. ’t Is met de kerken als met de menschen: de een kan weer goed gebruiken, wat de ander te veel heeft.

St. Nicolaasfeest.

Sinds de laatste week staat de kom der gemeente in het brandpunt der koopgrage menigte van de plaats zelf en ook van die der omstreken. De prachtig geétaleerde winkels baadden des avonds in een zee van licht en oefenen een groote aantrekkings- en koopkracht uit op de vele kijklustigen, die bij gelegenheid van het St. Nicolaasfeest moeten koopen. In andere plaatsen zal deze drukte in deze dagen ook wel heersehen. Een bijzondere wijze van St. Nicolaasvieren — welke men in andere gemeente denkelijk niet zal hebben — bestaat hierin, dat door de philantropie van een rijken stadgenoot, de kinderen van 16 Lagere scholen uit de kom Heerlen, dat zijn er ruim 3400 in de gelegenheid gesteld worden om gratis een voorstelling bij te wonen in de nog altijd onvoltooide Stadsschouwburg.
Dit jaar werd door het „Jeugd Amusement Tooneel” uit Amsterdam opgevoerd het kinderstuk „Tijl Uilenspiegel”.
In tegenstelling met de beide plaatselijke bladen, die hulde en dank brengen aan de prijzenswaardige daad van dien philantroop en de zangvereeniging St. Pancratius, welke den Schouwburg gratis tot beschikking stelt, zouden wij willen opmerken, dat de naam van dien milden gever onbekend moest blijven; we leven toch al in een tijd van persoonsvereering, zoodat we beter doen deze personencultuur te temperen dan ze aan te wakkeren. Vervolgens rijst de vraag: zou deze Croesus, die werkelijk de meening heeft de schooljeugd bij gelegenheid van het St. Nicolaasfeest eens gelukkig te maken, dit doel niet beter kunnen bereiken, door aan elke school een zeker bedrag te geven, dat door het personeel aan de daarvoor in aanmerking komende kinderen werd uitgedeeld in den vorm van versnaperingen en kleine geschenken? We meenen, dat door deze wijze van verdeelen, meerdere gelukkiger zouden gemaakt worden dan nu het geval is. ’t Is niet voor de eerste maal, dat dit „massabezoek” door de kinderen van den Schouwburg plaats heeft. In 1925 begon deze aardigheid. Er had een vergadering plaats met den milden gever, den Inspecteur van het Lager Onderwijs en de verschillende hoofden van scholen, tot regeling van het bezoek aan den Schouwburg. Dit jaar hadden de voorstellingen plaats op Dinsdagmiddag en Woensdag. Er wordt dus voor het bijwonen dezer kindervoorstellingen vrijaf gegeven terwille van de kinderen. Maar waarom werd er door denzelfden Inspecteur geen vrijaf gegeven tot het houden van een R. K. Onderwijzersdag, die toch ook indirect ten goede komt aan de jeugd? Toch niet omdat het bijwonen van een neutraal kindertooneelstuk van hoogere cultureele waarde is dan het gebodene op een Katholieke Onderwijzersdag!
Wij vertrouwen, dat de St. Nicolaasviering voor de schoolgaande kinderen uit de kom in de toekomst anders geregeld worde.

Sittard.

De autobus in haar bestaan bedreigd.

Het verkeersprobleem is tegenwoordig een der belangrijkste kwesties, die zoowel de bestuurslichamen als het publiek bezighouden. Sinds het wegenstelsel ten achter is geraakt bij de eischen des tijds en bij het moderne verkeersmiddel — de auto in allerlei vorm — is het vraagstuk met den dag ingewikkelder geworden, want er zitten nu tal van kanten aan, die vroeger buiten beschouwing konden blijven. We noemen slechts: aanleg van moderne verkeerswegen, bruggenbouw, opheffing van tollen, wegenbelasting, veiligheid op den weg, monopoliseering van ’t vervoer of geheele of beperkte vrijheid, verkeerspolitie enz. enz.
Voor een winkelstadje als Sittard is het verkeersvraagstuk van vitaal belang. En niet trein of tram brengen de koopers naar Sittard, maar de bus. Haar bestaan echter wordt ernstig bedreigd en wel van verschillende zijden. Voor eenigen tijd verscheen in ’t plaatselijk blad een oproep om te komen tot een vereeniging, die er voor zou ijveren, dat het laten loopen van autobussen geheel vrij zou worden gelaten en dus niet meer van concessieverleening afhankelijk zou zijn. De inzender heeft ’t ongetwijfeld goed bedoeld, maar er zou geen beter middel uit te denken zijn, om de bussen te doen verdwijnen, dan het rijden heelemaal vrij te geven. Ze zouden elkander gewoonweg dood-concurreeren en het reizend publiek zou hoogstens een tijdje profiteeren van den overvloed van goedkoope reisgelegenheid en ten slotte de dupe worden. Bandelooze vrijheid zou erger zijn dan een bestaan bij de gratie van Spoor- en tramwegen, zooals zij tegenwoordig leiden. En hier hebben we nu het groote gevaar, dat de autobus bedreigt: het ageeren van Spoor- en Tramwegmaatschappijen om zich het monopolie van ’t verkeer te verzekeren. Wanneer aan deze actie het gemak en de veiligheid van ’t publiek ten grondslag lagen, zooals men wel eens hoort beweren, zou men er vrede mee kunnen hebben. Maar in werkelijkheid dient ze, om een winstgevende exploitatie van het grootbedrijf te behouden of te verkrijgen, zonder er naar te vragen, of de uithoeken van het land voorzien worden van de noodige verkeersmiddelen.
Indien de spoor en tram de concurrentie trachten te weren met gepaste middelen, bijv. door goedkoope tarieven en gemakkelijke verbindingen, dan was de strijd eerlijk, ofschoon ongelijk. En in dit verband wijzen we met genoegen op het voornemen der L. T. Mij. om in ’t aanstaande voorjaar de tarieven op ’t traject Sittard—Heerlen aanmerkelijk te verlagen en een 40-min. dienst in te voeren. Maar overigens moeten we constateeren, dat het locaal verkeer op de spoorwegen allesbehalve schitterend is geregeld. Er loopen maar weinig boemeltreinen — één er van, die van 10.30 uit Roermond, komt gewoonlijk ± een uur te laat — en veel te weinig trams. In Midden-Limburg zijn de trams bestemd voor personen- en goederenvervoer te zamen, en zijn daardoor, vooral in den suikerbietentijd, nagenoeg altijd te laat. Is ’t daarom niet verklaarbaar, dat ’t publiek, waar mogelijk, de bus prefereert en er voor ijvert ze te behouden of te verkrijgen? O.i. moest de opponent tegen een concessieverleening geen gehoor krijgen, als hij niet met de bestaande dienstregeling kan bewijzen, dat de bus overbodig is.
Een ander gevaar voor de bus is haar jonger en kleiner zusje, de taxi. Wie tegenwoordig uit ’t station Sittard komt, wordt op de treden reeds opgevangen door een zwerm taxihouders, die de tram en ook elkander een vrachtje trachten af te snoepen. Tusschen Heerlen en Sittard rijden meer dan 50 taxi’s en verscheidene hebben ook geprobeerd de bijna ideale autobusdienst Sittard—Maastricht heen en terug (om ’t half uur een mooie wagen) concurrentie aan te doen, door aan de autobushalte Rijksweg de reizigers op te vangen vóór de aankomst der bus. Een poos lang hebben de autobusondernemingen zich daarom genoodzaakt gezien doorloopend te stationeeren op de eindhalte aan ’t slachthuis èn aan den Rijksweg.
Wie voor ’t bestaan der bus pleit op grond van ’t gemak van ’t reizend publiek, pleit daarmee ook voor de taxi. Maar dan mag niet uit het oog verloren worden, dat de bus, die gebonden aan dienstregeling en allerlei andere voorschriften, meer veiligheid en zekerheid waarborgt dan de taxi’s kunnen geven en dus op de een of andere wijze in bescherming dient genomen te worden tegen deze lastige nieuwe mededingers.

Roermond.

De Ziekenhuiskwestie opgelost!

In onze langzamerhand berucht geworden Ziekenhuiskwestie is dan eindelijk een oplossing gekomen zooals men reeds uit een aantal opeenvolgende berichten in ons blad heeft kunnen lezen. We geven er hier nog een korte samenvatting van.
De vorige week werd van de Eerw. Moeder Overste uit Tilburg bericht ontvangen, dat met ingang van 1 Juni 1929 de Zusters zich uit ’t Louisahuis zouden terugtrekken. Hierop werd een spoedeischende Raadsvergadering gehouden, waarin deze brief werd behandeld en de Burgemeester eenige belangrijke mededeelingen deed over den bouw van ’t nieuwe Ziekenhuis.
Met ploegen zal gewerkt worden om den verloren tijd in te halen en te zorgen, dat, vóór 1929 voorbij zal zijn, de „Mei” reeds op ’t dak zal staan. Voorts, dat de Zusters van Heerlen bereid waren de plaatsen in te nemen van de Liefde Zusters, zoowel voor ’t Oude Mannen- en Weeshuis alsook voor ’t tegenwoordige ziekenhuis, zoolang ’t nieuwe nog niet klaar was en uit ’t oude de Zusters reeds vertrokken waren. Dit laatste natuurlijk om stagnatie te voorkomen in de ziekenverpleging.
Ondertusschen was de houding van den heer Drehmanns als raadslid eenige keeren ter sprake gekomen en ’t slot was een met algemeene stemmen aangenomen motie, uitgaande van de kath. fractie, waarin zij over haar medelid hare afkeuring uitsprak. Vervolgens waren aan de beurt twee ontslagaanvragen van de heeren Bongaerts en Reuten als Regenten van ’t Ziekenhuis. Deze werd den heeren op de meest eervolle wijze verleend onder dankbetuiging voor de vele zoo belangloos bewezen diensten.
Maar ook was er een ontslagaanvrage van den heer Vos, als voorzitter van ’t College van Regenten. Maar dit schrijven was niet zoo tam, als de vorige en de Burgemeester stelde voor dit gewoon voor kennisgeving aan te nemen. En na eenige oogenblikken stilte, omdat hierover niemand iets wenschte te zeggen, viel de hamer en.... aldus besloten. Juist een begrafenis!
Tot slot werd dan door den heer Rieter hulde en dank gebracht aan B. en W. maar vooral aan den Burgemeester, die met zoo’n taaie volharding deze zaak tot een goed einde had gebracht voor de stad Roermond. ’n Applaus van den Raad en van ’t zeer talrijk publiek onderstreepte deze woorden, waarbij de kath. fractie alsook de S.D.A.P. zich volkomen bij aansloten.
Zoo ware dan de ziekenhuiskwestie afgeloopen, als niet de heer Drehmanns zich in een ingezonden artikel in de Nieuwe Koerier trachtte te verdedigen door daar ook een verklaring af te leggen, ten eerste dat het plan tot bouw van een geheel nieuw ziekenhuis door de Zusters van Tilburg aan hem door de Eerw. Overste van het Louisahuis persoonlijk en herhaaldelijk is medegedeeld, ten tweede dat de bedoeling, waarom de Zusters uit Roermond vertrekken, is de weigering om op hunne zeer ver gaande aanbiedingen in te gaan, zelfs deze geen bespreking waardig te keuren. Ten derde had Z.E. Kardinaal van Rossum reeds zijn volle aandacht voor deze kwestie, voordat de heer Drehmanns met Z.E. hierover per toeval gesproken had.
En ten slotte blijft hij nog van oordeel, dat ’t nieuwe ziekenhuis voor Roermond een financieel nadeel zal zijn. Eenige dagen later verscheen van de Moeder Overste van ’t Louisahuis eveneens een ingezonden artikel in de Nieuwe Koerier, waarin zij den heer Drehmanns dank bracht en de eenigszins verrassende mededeeling deed, dat zij steeds in de meening verkeerd had, dat een nieuw ziekenhuis was aangeboden en zij zoo ook den heer Drehmanns steeds had ingelicht. Zoo er dan van een vergissing sprake kon zijn, dan lag dat aan haar. Op deze wijze wordt deze zaak van alle kanten belicht.
En thans zal Roermond dan zijn veelbesproken ziekenhuis in ’t Veld gaan krijgen.
Wat zal ’t ons in de toekomst gaan brengen?

CHRISTOFFEL.      

Gennep.

Het Water!

De laatste weken staan wel in het teeken van Water. De dagbladen hebben overvloed van copie; gansche series ongelukken, de een nog treuriger dan de andere, volgen elkander op. Hier lopen polders onder, daar scheurt een dijk; schepen zinken, en menschen verdrinken; het is een groote jammerklacht, die overal omhoog stijgt!
Tot heden is Gennep voor een onmiddellijke overstrooming gespaard gebleven; zelfs kan er nog een klein beetje was komen, vóór van onmiddellijke dreiging kan gesproken worden; maar de zorg, om wat wellicht weer komen gaat, beheerscht toch reeds menigeen. Men is 1926 nog lang niet vergeten. Toen stond het water op sommige punten tot tegen de verdieping der huizen aan. De schade, toegebracht aan have en goed — en niet minder de schade toegebracht aan de gezondheid van zoo menigeen, was bijna niet onder cijfers te brengen.
Wel zijn na den vloed de dijken hier en daar versterkt, doch dit alles was en is slechts half werk, in dien zin, dat deze waterkeeringen op zich zelf beschouwd niet voldoende geacht kunnen worden om een vloed, zooals b.v. in 1926 kwam opzetten, te keeren. Nog te meer dreigt hier gevaar, waar de dijken aan de Brabantsche zijde der rivier door de provincie en het Rijk geweldig zijn en worden versterkt, terwijl de noord-Limburgsche zijde betrekkelijk geheel open ligt. Dat deze toestand op den duur zal veranderen, hieraan behoeft men, vooral na hegeen de heer Bongaerts hierover in zijn jongst gehouden rede in Gennep meedeelde, niet te twijfelen. Maar hoe lang zal dat nog duren? De werken aan de Maas zullen nog jaren en jaren vorderen, en in dien tusschentijd staat Gennep bloot aan de onweerstaanbare krachten van den gevreesden waterwolf! Zoo ver het oog reikt, overal staat hier alles blank. De Maas en de Niers vormen nu een groot meer, en wederom wordt was gemeld. Laat ons hopen, dat alles zal worden aangewend, om aan het gevaar van overstrooming het hoofd te bieden. Wellicht ware het in dit verband goed, het voorbeeld te volgen van een bur[g]emeester uit de thans overstroomde gemeente, die, toen, de dijken dreigden te bezwijken, alle Mannelijke krachten boven de 16 jaar opriep om te werken aan de versterking daarvan. Ons dukt, dat een dergelijke organisatie voor Gennep ook van evenveel gewicht zoude kunnen zijn. Wanneer intijds maatregelen worden getroffen, kunnen we met een geruster hart de komende dingen tegemoet zien. Het geldt hier een groot algemeen belang, en de vrijwaring van watersnood is wel de moeite van de te nemen maatregelen waard.

MARTINUS.      

MGR. PETRUS JOSEPH SAVELBERG.


Een dienaar Gods in den vollen zin des woords.

§§§ Het is ruim 21 jaren geleden, dat wij, in een ander orgaan, den Limburger Koerier, een korte levensschets schreven van Mgr. Petrus Joseph Savelberg, den stichter der dubbele Congregatie „Kleine Broeders en Zusters van den H. Jozef”, te Heerlen. Den 14en Februari 1907 waren we tegenwoordig bij de indrukwekkende begrafenis van dezen bescheiden, maar grooten Heerlenaar, die niet alleen de roem en de glorie van zijn vaderstad, maar van het Bisdom Roermond en geheel Katholiek Nederland tot in lengte van dagen zal blijven.
Op 80-jarigen leeftijd gaf deze stoere arbeider in den wijngaard des Heeren, deze sympathieke werker, die nooit zich zelf zocht, een werktuig was in de handen der Voorzienigheid, zijne ziel aan haren Schepper terug. Heel Heerlen was in diepen rouw. Geen wonder. Want Mgr. Savelberg had den naam en de daad van een heilig man, een trouw dienaar Gods. Daags na zijn 80sten verjaardag stierf hij in het Moederhuis der Congregatie van den H. Jozef, waarvan hij de stichter en rector was.
Ter nadere kennismaking met dezen man Gods, heeft de W. E. Pater J. L. Janssen, C.s.s.R., een levensschets geschreven, waarin leek, geestelijke en kloosterling in onzen drukken, egoïstischen tijd een schitterend voorbeeld, een veiligen gids kunnen vinden. Deze tweede uitgave, met een 20-tal foto’s gesierd en vermeerderd met een schets van de uitbreiding der Congregatie, is pas van de persen der Boek- en Steendrukkerij Jongen & Co. te Heerlen gekomen. Een typografisch keurig verzorgd boek, op crêmekleurig kunstdrukpapier gedrukt van bij de 200 pagina’s. Het boek boeit van het begin tot het einde. De lezer(es) vindt er in voorlichting, opbeuring, stichting en aansporing in ruime mate. De uitgeefster heeft, als daad van piëteit (firmanten zijn de heeren Savelberg) de hoogste zorgen aan deze uitgave besteed.
Het is natuurlijk ondoenlijk in het korte bestek van een couranten-artikel een eenigszins volledig overzicht te geven van den rijken inhoud van het boek. Toch kunnen we de verleiding niet weerstaan, om teneinde onzen lezers(essen) eenig idee te geven van de grootsche figuur van den Heerlenschen priester, iets uit het merkwaardige leven van Mgr. Savelberg mede te deelen.
Sedert 1853 behoort Heerlen tot het bisdom Roermond. Petrus Joseph Savelberg werd 11 Febr. 1827 uit een oude door en door Katholieke familie geboren, die vele achtenswaardige priesters heeft voortgebracht, wier aandenken in zegening is. Joseph’s vader was wijnhandelaar van beroep; hij stierf in de armen zijner twee zonen, beiden priesters. Van Josephs eerste jeugd is weinig bekend. Toen Mgr. van Bommel, de groote bisschop van Luik, eens Heerlen bezocht, zag hij in de school den kleinen Joseph vóór zich. Vriendelijk legde de prelaat de hand op zijn hoofd en zeide hem: Jongen, ge zult nog eens een groot man worden. De kleine Joseph studeerde te Rolduc; op 14 à 16-jarigen leeftijd was hij werkzaam op het bureau van zijn ouderen broer Balthasar, directeur der glasfabriek van Val St. Lambert te Brussel. Bij zijn terugkeer in het Klein Seminarie te Rolduc werd Joseph aangenomen als leerling der grammatica. In 1854 ontving hij te Roermond de H. Priesterwijding. In Sept. 1853 werd hij door Mgr. Paredis reeds benoemd tot leeraar van het bisschoppelijk college te Roermond. Zijn leven als leeraar werd gekenschetst als een leven van „opofferenden arbeid”. Zijn zwakke gezondheid bleek niet bestand tegen den arbeid aan het college. Met toestemming van den bisschop nam hij het aanbod aan eener Rectorsplaats in het klooster en pensionaat der Franciscanessen te Nonnenwerth op het „Liebfrauen-eiland” in den Rijn bij Bonn gelegen, wier Moederhuis te Heythuizen bij Roermond gevestigd is. Hij stichtte de kloostergemeente door zijn geest van gebed, van versterving en zijne liefde tot de armoede. Als de zusters hare eerste oefeningen in de kapel kwamen verrichten, lag rector Savelberg reeds aan den voet des altaars geknield. Einde Dec. 1863 werd hij benoemd tot kapelaan te Schaesberg, een dorp van 900 zielen. Hij stichtte er een kostelocze naai- en breischool en werd in Nov. 1865 naar Heerlen verplaatst. Door toevallige omstandigheden werd hem gastvrijheid verleend in het klooster der Franciscanessen. Toen rijpte bij hem het plan een gesticht voor de ouden van dagen en gebrekkigen op te richten. Het z.g. gasthuis begon hij 4 Oct. 1867. De nederige kapelaan heeft zich niet als ordestichter opgeworpen, maar is het eerst geworden, toen Gods voorzienigheid door allerlei omstandigheden hem dien last zachtjes oplegde. In de woning van Jan Mathias Penders, in de Gasthuisstraat, werd het bescheiden gasthuis gevestigd. De verpleging geschiedde door Penners en zijn bejaarde moeder, en door vrouw Voncken. De eerste verpleegden waren de oude, gebrekkige Joannes Habets en het 20-jarige blinde meisje Maria Sijstermans uit Heerlerheide. In 1868 bood zich als verpleegster aan Emilie de Schwartz, eenigermate met de familie des kapelaans verwant. Op 26-jarigen leeftijd wijdde zij zich als dienstmaagd des Heeren aan de gebrekkigen, vast besloten alles te verduren wat de nieuwe stichting aan ontberingen en moeilijkheden met zich bracht. 5 Mei 1869 trad een nieuwe medewerkster in, de 16-jarige Maria Quacken uit Gangelt, later Zuster Clara. Het aantal verpleegden nam toe. Het eten was slecht, dikwijls was er niets. De gemeente gaf slechts een geringe bijdrage voor de verpleegden. Het klooster „In de Kroon” (thans „Ons Volkshuis” — §§§) waar, heel providentieel, kapelaan Savelberg reeds inwoonde, kwam vrij en de kapelaan huurde het perceel: de grondslag voor een heusch klooster was gelegd en 1 Dec. 1874 werd de Vereeniging St. Jozefsgesticht notarieel opgericht. Kap. Savelberg kocht „De Kroon” in 1875 voor ongeveer 8000 gulden. Laster en verguizing werden destijds den vromen kapelaan niet gespaard. In 1872 kwamen, zeer waarschijnlijk met de hulp van pater Oomen, C.s.s.R., de statuten gereed. Mgr. Paredis keurde ze goed en Savelberg’s vriend, prof. Menten, de latere bekende Maastrichtsche priester, vertaalde de statuten uit ’t Duitsch in het Nederlandsch. Op 21 Juni 1872 ontvingen de eerste zes tertiarissen onder den naam van „Kleine Pius-Zusters van het Allerheiligste Hart van Jezus” het bruine habijt van den H. Franciscus; spoedig schoot een nieuwe tak der stichting wortel: de Broeders-Congregatie. Een der eerste Broeders was de bekende Broeder Aloysius (Eduard Vrijens, geb. te Urmond, waar zijn vader rijksontvanger was), die door rector Savelberg naar Wörrishofen was gezonden, om er van pastoor Kneipp de waterkuur te leeren. De Kneippkuur heeft aan den geest der Congregatie geen schade gedaan, integendeel haar veel voordeel bezorgd. Een tweede stichting der Broeders-Congregatie vond plaats te Heel in 1879.
Successievelijk breidde de Congregatie zich uit, o.a. te Schaesberg. De eerste Zusters hebben daar veel ellende en verdriet gekend.
13 Juni 1876 waren de nieuw opgemaakte statuten door den Bisschop van Roermond voorloopig goedgekeurd. Zuster Aloysia was de eerste algemeene overste, was de eerste die den naam „Moeder” droeg. 15 Aug. 1878 werd de eerste steen gelegd voor de nieuwe kapel.
1 Mei 1898 werd het sanatorium geopend. Een derde stichting te Heerlen was het St. Jozefs-ziekenhuis; het werd in Sept. 1904 voltooid en door Rector Savelberg, die het Maria-Hilf-Spital noemde, ingezegend. Doch de naam St. Jozefs-ziekenhuis behield bij het volk de overhand. Deze stichting van Rector Savelberg kwam tot reuzen-bloei.
De nederigheid van Rector Savelberg bleek nog geheel bijzonder bij zijne verheffing tot Eere-Kamerheer van Z. H. den Paus en tot Ridder van Oranje Nassau. Den titel van Monseigneur hoorde hij zeer ongaarne. „Met dat Monseigneur”, zeide hij eens, min of meer onwillig, „dat was goed voor den dag der benoeming; verder moet dat uit zijn.” Het ridderkruis van O.-N. heeft hij slechts eenmaal gedragen, toen n.l. een Minister de inrichting te Heerlen bezocht.
Jaarlijks ging Rector Savelberg te voet naar Wittem, om er een retraite te houden. In 1902 deed hij voor het laatst dien langen tocht. Hij was toen 75 jaar oud. In 1904 bezocht hij nog eens alle huizen der Congregatie. 3 Sept. van dat jaar vierde hij zijn gouden priesterjubileum. Langen tijd reeds had Rector Savelberg zich een medehelper gewenscht, die tevens zijn opvolger zou kunnen zijn. De Eerw. heer Leonardus Driessen, geb. te Weert, kapelaan te Horst, werd einde 1906 door den Bisschop als zoodanig aangewezen. Het was of de Dienaar Gods een zeker voorgevoel had van zijn naderend einde. 16 Jan. 1907 las hij voor het laatst de H. Mis. Treffend is het hoofdstuk, waarin Pater Janssen de laatste levensjaren, de ziekte en het heilig afsterven van Rector Savelberg beschrijft. Des Maandags, 11 Febr. tegen 5 uur knielden Rector Driessen en de kloostergemeente aan het sterfbed van den beminden priester. Zooals hij voorspeld had, daags na zijn 80sten verjaardag.
Mgr. Menten, pastoor van St. Mathias te Maastricht, een vriend des afgestorvenen, hield de lijkrede: „Suscitavi mihi sacerdotem secundum animam meam et secundum cor meum: Ik heb mij een priester verwekt volgens mijn geest en mijn hart.” Het lichaam is in den nieuwen grafkelder, opzettelijk voor den stichter gebouwd, bijgezet. De lijkkist is vrij en op zich zelf staande in het midden geplaatst.
Bij den dood van den betreurden Vader telde de Congregatie 17 stichtingen voor de Zusters en 2 voor de Broeders. Het getal Broeders bedroeg 40, dat der Zusters 241. Thans, na ruim 20 jaren, telt de Broeders-Congregatie 3 huizen met 56 leden en is de Zuster-Congregatie uitgegroeid tot 1018 leden, werkzaam in 41 stichtingen.

Men zegt......

te Maastricht,

dat Maandag 17 Dec. de Kath. Kiesvereeniging een alg. vergadering houdt, ter behandeling van conceptstatuten en reglement;
dat de burgemeester de opvoering van het tooneelstuk: „Het proces van Mary Dugan” heeft verboden;
dat het kapitaal van de pas geopende fabriek Staalwerken „De Maas,” met 500.000 gulden zal worden verhoogd;
dat op 8 Dec. de heer Jos. Croute, oud-griffier der Staten, zijn 70-jarig jubileum viert als lid der Maria-congregatie;
dat 1 Januari 1930 begonnen wordt met de levering van het gas uit de ovens der Staatsmijnen;

te Heerlen,

dat verschenen is een handelsadresboek voor de mijnstreek, bevattende de namen van alle ingeschrevenen in het handelsregister van de K. v. K. en F.;

te Venlo.

dat de Ned. Instrumentenfabriek, die Zeiss-fabrikaten vervaardigt, belangrijk zal worden uitgebreid;
dat de Bond van Bedrijfsautohouders Nederland 10 dezer een bijeenkomst houdt in hôtel Wilhelmina ter bespreking van de tollen te Roermond en Venlo;
dat N. V. Pope’s Metaaldraadlampenfabrieken over het voorbije boekjaar 6 % dividend zullen uitkeeren, benevens 6 % achterstallig dividend;
dat Maandag 17 Dec. in „Nationaal” een vergadering zal gehouden worden tot oprichting van een afdeeling van den R. K. Vredesbond, met den heer Serrarens als spreker;
dat de actieve R. K. Middenstandsvereeniging haren leden een buitengewoon interessant en leerzaam winterprogramma heeft doen toekomen;

te Roermond,

dat de heer Bingen, ingenieur-verificateur van het kadaster, 21 Dec. den dag herdenkt waarop hij vóór 50 jaren werd aangesteld als adspirant-landmeter van het kadaster;
dat de heer Th. Maessen. stationschef, met ingang van 1 April a.s. den dienst der Ned. Spoorwegen met pensioen zal verlaten;

te Sittard,

dat de heer W. Hagenberg gehuldigd is door de superieuren en collega’s bij gelegenheid van zijn zilveren ambtsjubileum bij de belastingen;
dat 6 Januari a.s. de Jonge Boerendag zal gehouden worden;

te Kerkrade,

dat 1 Januari de telefoondienst voor dag en nacht zal worden ingevoerd;
dat vermoed wordt dat een lid of leden van de burgerwacht lid of leden waren van het anonieme verkiezingscomité Van Nijnatten;

te Weert,

dat de K. v. K. en F. voor Midden-Limburg den minister zal mededeelen, dat het volgens haar meening in het belang der gemeente is, dat de twee bruggen behouden blijven;

te Echt,

dat Vrijdag het consultatiebureau voor de tuberculose-bestrijding in gebruik zal worden genomen;

en verder.

dat te Vlodrop een nieuwe R. Kerk zal gebouwd worden, waarvan de aanbesteding nog deze maand zal plaats hebben;
dat de raad van Eijgelshoven besloot voor den nieuw in functie getreden burgemeester een huis aan te koopen, dat hem gratis ter bewoning zal worden afgestaan;
dat het ledental van den R. K. Mijnwerkersbond de vorige week met 91 vermeerderde;
dat de Maastricht weldra een R. K. bijzondere lagere school zal worden opgericht;
dat Zondag 16 Dec. in het Missiehuis te Steyl een 8 M. hoog monument zal worden onthuld ter nagedachtenis van den stichter, den H. E. pater Janssen;
dat binnenkort op het rangeerterrein te Susteren benoemd worden: 12 rangeerders, 3 voorlieden-rangeerders, 3 arbeiders-rangeerders, 3 seinhuiswachters en 1 voorman-arbeider uit het aanwezige personeel;
dat de heer Habets te Valkenburg concessie heeft aangevraagd, voor de exploitatie van een autobussendienst Maastrichr-Hoensbroek;
dat de firma Jaegers en Pauly te Vaals concessie heeft verkregen voor een autobusdienst op het traject Vaals naar Wittem, via Vijlen en Mechelen;
dat de Graafsche blinden op 27 Januari een concert geven te Gennep;
dat de raad van Susteren het ontwerp-contract met de Duitsche gemeente Havert over de kunstmatige waterlossing van het Schalbruikerbroek heeft goedgekeurd.