Pagina:De Morgenpost vol 006 no 1553.pdf/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

maar weer spoedig trouwen zal, wijl tot zoo lang in geheel Korea niemand anders trouwen mag!



EEN AMERIKAANSCHE MODEL-BIBLIOTHEEK.

 In het vaderland der Yankees, waar de dollar en de praktijk het leven beheerschen, geschiedt alles op groote schaal. Het machinewezen heeft daar een ongelooflijke uitbreiding verkregen, met de electriciteit worden er de meest fabelachtige resultaten bereikt, men bouwt er huizen van twintig en meer verdiepingen.... Ook het particulier initiatief verricht in Amerika op verschillend gebied daden, die ontzag en bewondering afdwingen. Zoo hebben, door uit hun private middelen hoogescholen, universiteiten, ziekenhuizen, schilderijen- en kunstverzamelingen op te richten, de Hopkin’s, Cooper’s, Astor’s, Corcoran’s, Field’s, Low’s en anderen zich blijvende gedenkteekenen gesticht voor heel de beschaafde wereld. Maar ook vanwege den Staat en uit de gemeentekassen wordt zeer veel tot stand gebracht ter bevordering van kunst en wetenschap; de allerwegen verrijzende hoogescholen en openbare bibliotheken leveren daarvoor het beste bewijs. Niet weinige van deze stichtingen zijn modellen zoowel van architectuur als van inrichting. Tot de merkwaardigste gebouwen op dit gebied behooren o. a. de reeds voltooide bibliotheek van Boston, de Columbia-Universiteit van New-York en d[e] nieuwe Congres-Bibliotheek te Washington; en van deze monumenten is wederom de laatste, die spoedig feestelijk zal geopend worden, de schoonste.
 Reeds sinds geruimen tijd waren de in het Congres-gebouw tot bibliotheek ingelichte vertrekken te klein gebleken, daar de boekenschat telken jare met een tien- à twintig duizendtal banden vermeerderd werd. De leeskamers, waarvan zeer druk gebruik werd gemaakt, waren letterlijk ontoegankelijk geworden; een afzonderlijk bibliotheek-gebouw was dus dringend noodig. Daar nu de bibliotheek op de allereerste plaats was aangelegd ten dienste van de wetgevende lichamen der hoofdstad van den Bond, moest men er rekening mee houden, dat zij een plaats diende te vinden in de onmiddellijke nabijheid van het Congres-gebouw, in welks stijl, ten einde de architectonische eenheid te bewaren, ook het nieuwe bibliotheekgebouw moest worden opgetrokken.
 Als bouwterrein koos men het ten Zuid-Oosten van het Congres-gebouw gelegen gedeelte van het Congres-Park, in welks Noord-Oostelijk gedeeite, recht tegenover de bibliotheek en door de Pennsylvanië-Avenue van haar gescheiden, later in denzelfden stijl en dezelfde afmetingen als de nieuwe bibliotheek het hooggerechtshof zal verrijzen. Het ontwerp voor deze Congres-bibliotheek, die men met meer juistheid „Nationale Bibliotheek der Vereenigde Staten” zou kunnen noemen, is van de duitsch-amerikaansche architecten Schmitmeijer en Felz, terwijl met de inrichting is belast geworden de hoofdingenieur Thomas Lincol Casey, daarbij ter zijde gestaan door vakmannen, die in opdracht der Regeering Europa hebben bereisd en zich op de hoogte hebben gesteld van de inrichting der voornaamste bibliotheek-gebouwen in dat werelddeel.
 Op die wijze is hier een geheel verkregen, dat alle verwachtingen overtreft. Naar behooren rekening houdend met het systeem, gevolgd in de bibliotheken der Oude Wereld, heeft men echter daarbij tal van nieuwe, vernuftige ideeën in practijk gebracht en aldus, oude ervaringen en nieuwe vindingen met elkaar vereenigend, een model-bibliotheekgebouw weten te scheppen zooals er op dit oogenblik waarschijnlijk geen tweede in de wereld zal kunnen gevonden worden.
 Welke de afmetingen zijn van dit bouwwerk, dat de ontzaglijke som heeft gekost van zes en een half millioen dollar, kan men zich voorstellen, als men weet dat het grondvlak anderhalve hectare beslaat en dat aan bouwmateriaal gebruikt werden: 22,000,000 baksteenen, ongeveer 130,000 M3 graniet, 500,000 verglaasde steenen, 3800 tonnen staal en 73,000 vaten cement. Met zijn vergulden koepel en sneeuwwitte façaden maakt het zelfs naast het ontzaglijke Congres gebouw een voornamen indruk.
 Maar ook de groote moeilijkheid om het gebouw zoo voortreffelijk mogelijk aan zijn bestemming te doen beantwoorden, is op even schitterende als eigenaardige wijze overwonnen.
 Het moest niet alleen een enorm aantal boeken kunnen bevatten, doch er diende ook gezorgd te worden voor goede ventilatie en flinke verlichting in alle vertrekken, voornamelijk in de leeskamers.
 De Congres-bibliotheek bevat tegenwoordig 700,000 boekwerken en 245,000 brochures, waarbij nog komen meer dan een millioen muzikale compositiën. Het gebouw echter heeft, naar schatting, plaatsruimte voor een getal van 4¼ millioen banden. Tot berging van deze ontzaglijke massa dienen drie uit stalen stangen saamgestelde reusachtige boekenrekken, waarvan twee elk een hoogte hebben van 21 meter en een breedte van 34 meter en afgedeeld zijn in 9 verdiepingen. In elk van deze vakken is plaats voor 800,000 boeken. De verdiepingen van deze boekenrekken zijn wederom samengesteld uit stalen staven, waartusschen overal genoegzame ruimte is gelaten voor toetreding der lucht. Op deze wijze wordt niet alleen het gevaar vermeden, dat de boeken zullen lijden door schimmel of in het duister levende insecten, maar ook is door het uitsluitend gebruik van metaal de mogelijkheid van brand in dit gebouw met zijn heetwater-verwarming nagenoeg geheel uitgesloten, vooral daar boeken, die dicht naast elkaar zijn geplaatst, bijna nooit verbranden, maar slechts langzaam verkolen.
 Een meesterstuk van bouw, meubileering en decoratie is vooral de rotonde, welke dienst doet als groote leeszaal. Misschien dat menige andere rotonde grooter afmetingen heeft, maar zeker zal men er geen tweede vinden, die zulk een verblindende en tegelijkertijd zoo rustige en harmonieuze kleurenpracht ten toon spreidt als deze. Uit drie werelddeelen werden de kostbaarste marmersoorten bijeengebracht ten einde die symphonie van goudbruin, malachiet-groen en andere kleurentonen te verkrijgen, welke hier den blik boeien en betooveren[.] Deze rotonde, die binnenwerks een hoogte heeft van 40 bij een doorsnede van 33 meter, ontvangt overdag haar licht door acht bovenvensters, elk van 10 1/3 meter breedte en waarop in gloeiende kleuren de wapens der Bonds Staten zijn geschilderd, en bij avond door een in het middelpunt van den koepel aangebrachte electrische zon.
 Een ondergrondsche kabel, die door een tunnel loopt van 2 meter hoog, 1 1/3 meter breed en 425 meter lang, verbindt de bibliotheek met het Congres-gebouw zoodat binnen 3 of 4 minuten een afgevaardigde of senator in staat is een citaat uit het oorspronkelijke werk te kunnen voorlezen — een inrichting zooals tot nog toe zeker nergens wordt gevonden. Dat ook alle andere resultaten der moderne techniek aan de bestemming van het geheel dienstbaar zijn gemaakt, spreekt vanzelf.
 Natuurlijk, dat men ook de nieuwste vindingen in practijk heeft gebracht, om de boeken zoo snel mogelijk van hun plaats in de rekken onder het bereik te brengen der bezoekers. Wordt in de zaal een boek gevraagd, dan stuurt de bibliothecaris door een van de 28 luchthuizen, welke zich in alle richtingen van het gebouw verspreiden, het bestelbriefje naar dat gedeelte, waar hij weet dat het boek zich bevindt. De beambten, die daar werkzaam zijn — in het geheele gebouw een honderdtal — leggen het boek in een der kleine wagens, welke hangen aan een kabel zonder einde en die elke minuut voorbijvliegen zonder eenig geruisch, terwijl zij door tunnels tot onder den vloer gebracht worden der hoofdrotonde (de leeszaal). Daar komt het boek, eveneens door middel van een automatische mechaniek, op de tafel van den hoofdbibliothecaris. Op die wijze is het in een minimum van tijd in handen van hem die het verlangt.
 De leestafels, waaraan plaats is voor 200 à 300 personen, staan in den vorm van een kring om een verhoogde tribune in het midden der rotonde. Op die tribune zetelt, toegerust met zijn staf, het teeken zijner waardigheid, de hoofd-bibliothecaris; hij overziet de geheele ruimte en onder zijn onmiddellijk toezicht geschiedt het afgeven der boeken. Ter hoogte van 19 meter boven den vloer en onder de machtige koepelvensters bevindt zich een galerij, die versierd is met de allegorische figuren van Wetenschap, Wijsbegeerte, Poëzie, Kunst, Geschiedenis, Godsdienst, Wet en Verkeer, terwijl de bovenste balustrade de standbeelden draagt van beroemde mannen, die in groepen verband houden met een der symbolieke figuren.
 Bij de zorg voor een zoo groot mogelijke doelmatigheid der inwendige inrichting is de smaakvolle decoratie der vertrekken niet vergeten. De beste schilders en beeldhouwers van Amerika hebben als het ware een wedstrijd aangegaan, om de vele zalen, vertrekken en corridors van het gebouw te versieren met de heerlijkste schilderstukken en beeldhouwwerken, betrekking hebbende op wetenschap en kunst en de geschiedenis van Amerika.
 Mozes en Paulus vertegenwoordigen den godsdienst; Solon en de kanselier Kent de wetgeving; Michel Angelo en Beethoven de kunst; Homerus en Shakespeare de poëzie; Columbus en Fulton het wereldverkeer; Herodotus en Gibbon de geschiedenis; Pluto en Baco de wijsbegeerte; Newton en Henry de wetenschap. Een zeker getal kleinere zalen is speciaal bestemd voor de leden van het Congres en voor die geleerden, welke zich wenschen bezig te houden met bijzondere studiën of het consulteeren van kostbare manuscripten en actestukken. Daarbij zullen in nog andere zalen de proeven dar nieuwste uitvindingen worden bijeengebracht op het gebied van schilderkunst, photographie enz., waarvan de uitvinders zich octrooi hebben verzekerd. Zoo mag de nieuws Congresbibliotheek te Washington met recht onder elk opzicht een model-inrichting worden geheeten, die om haar voortreffelijke eigenschappen bij den bouw van veel andere bibliotheken zeer zeker tot voorbeeld zal worden gekozen.




BINNENLAND.



 In de gisteren gehouden zitting van de Tweede Kamer is de motie-Van Kol (benoeming van een Staatscommissie in zake Atjeh) verworpen met 72 tegen 3 stemmen.
 Voor bijzonderheden omtrent de nogal woelige zitting — nederlandsch-woelig wel te verstaan — zie men ons Kamerverslag.



STEMBILJETTEN EN STEMMEN.

 Naar aanleiding van bedenkingen, die het Handelsblad aanvoert tegen het denkbeeld geopperd in de Haarl. Ct, om den kiezer voortaan een schaar, in plaats van een potlood, in de hand te geven, geeft het blad in overweging, liever iederen kiezer de namen der candidaten op afzonderlijke kaarten te verstrekken. Die van den candidaat, welken hij kiest, zou hij dan in de Stembus werpen, de andere kaarten in een daarvoor bestemden bak.
 Deze methode ware de eenvoudigste, zegt de Arnh. Ct, zoo eenvoudig zelfs, dat wij niet begrijpen waarom daartoe niet dadelijk is besloten. De ontwerper der wet heeft zich laten verleiden door het stelsel in het buitenland aangenomen. Maar bij dit stelsel zou van geen bedoelde of onbedoelde bijvoeging sprake kunnen zijn en geen andere vergissing mogelijk dan dat men een verkeerd biljet in de bus wierp.
 De afgevaardigde dr Nolens, die ook een ander model van stembriefjes heeft voorgesteld (men zou bijv. op het biljet vóór de namen der candidaten de zwarte vierkanten kunnen weglaten en deze vervangen door strookjes papier, driehoekig van vorm voor het gemak van afscheuren) bepleit ten slotte de wenschelijkheid om de biljetten vóór de opening naar een hoofdbureau over te brengen. Daardoor voorkomt men dat de geldigheid naar verschillenden maatstaf beoordeeld wordt.
 En voor de contrôle zou misschien aanbeveling verdienen, zegt dr Nolens, wat in België geschiedt, waar door de candidaten zelven personen kunnen aangewezen worden, om deel uit te maken van het stembureau.



 Het hoofdbestuur der Diocesaan-Vereeniging van R. K. Bijzondere Onderwijzers in het bisdom van Haarlem werd dezer dagen verblijd door een aanzienlijke gift ten bate van het op te richten pensioenfonds voor R. K. bijzondere onderwijzers.



INGEKOMEN GIFTEN.

 Voor de slachtoffers van de aardbeving te Barisal (Oost-Bengalen). Missie van den weleerw. heer H. P. Peeters C. S. C.:
 Ontvangen Van J. v. d. M. f 2.50.



 Zaandam, 18 Nov. De afdeeling Zaandam der Liberale Unie besloot met algemeene stemmen voor de Provinciale Staten de candidatuur van den heer J. A. Laan, te Wormerveer, te steunen.
 Van radicale zijde zal als één man gestemd worden op den heer J. Windhouwer Pzn, anti-revol., te Zaandam.
 — De Burgerkiesvereeniging stelde tot candidaten voor het lidmaatschap van den Gemeenteraad de heeren J. H. Eilman en A. H. Oostmeijer.


AMSTERDAM.

19 November.

Wering van bedelarij.

 In de Raadszitting van 23 December a. p. is om praeadvies in handen der Commissie voor de strafverordeningen gesteld een adres van bestuurderen van het Genootschap Liefdadigheid naar Vermogen, houdende verzoek om een verordening vast te stellen in den geest van die, welke in de gemeente Sloten (N.-H.) geldt, ten aanzien van het weren van bedelarij onder den schijn van zoogenaamd venten.
 De Commissie zegt in haar praeadvies, dat naar haar meening door het vaststellen van een zoodanige verordening in deze gemeente inderdaad een verbod zou wor- uitgevaardigd tegen het opdringen en naloopen door sommige ventende personen. Daargelaten nu de vraag, in hoeverre bedoelde verordening zou kunnen worden verdedigd met het oog op verbod van bedelarij, voorkomende in het Wetboek van Strafrecht, en op de jurisprudentie van den Hoogen Raad, komt het der Commissie niet wenschelijk voor het bedrijf van venter in het algemeen aan politievoorschriften te binden. Daarom stelt zij voor, afwijzend op het adres te beschikken.



Het jubilé der St-Antonia-scholen aan Haarlemmerstraat en Haarlemmer Houttuinen.

 Gisteren, 18 November, had de plechtige feestviering plaats in kerk en scholen. Te 9 uur begon de plechtige H. Mis, waaronder de zeereerw. pastoor L. E. Jansen de feestrede hield en de geschiedenis der scholen schetste. De ruime kerk was geheel bezet door de eerw. Zusters, leerlingen en oud-leerlingen der St-Antonia-scholen en zeer veel belangstellenden, vooral door de dankbare ouders, wier kinderen het geluk hebben het onderwijs te genieten en dit schitterend feest mede te vieren.
 Morgen verschijnt in ons blad het volledig verslag der feestviering.



Electrische spoorweg Amsterdam—Haarlem.

 Door den minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid is aan den heer T. Sanders, civiel- en bouwkundig ingenieur, te dezer stede, concessie verleend voor den aanleg van een electrischen spoorweg, die het zuidelijk gedeelte van Amsterdam zal verbinden met het zuidelijk gedeelte van Haarlem. De concessie bevat tevens de voorwaarden, waaronder de concessionaris verplicht is, aansluitende stoom- of electrische tramlijnen in de Haarlemmermeer enz. aan te leggen.
 De voorbereidende werkzaamheden voor de hoofdlijn zijn reeds met kracht aangevangen.
 Een combinatie van nederlandsche en duitsche financiers, tot welke te dezer stede behooren de heeren H. Oyens & Zonen en Labouchère, Oyens & Co., en te Berlijn de Berliner Handels-Gesellschaft, heeft den heer Sanders de benoodigde gelden voor den bouw en de uitrusting toegezegd, terwijl de Allgemeine Electricitäts-Gesellschaft, de Berlijn, de installatie op zich zal nemen.



 Dinsdag-avond vergaderde de kiesvereeniging Nederland en Oranje in district V en werd met algemeene stemmen de volgende motie aangenomen:
 „De districts-kiesvereeniging Nederland en Oranje in Amsterdam V, van meening dat een Oranjefeest als in 1898 aanstaande is, behoort te zijn een nationaal feest, waarin geheel het volk deelt, spreekt haar groot leedwezen uit over de samenstelling der commissiën voor de kroningsfeesten, door nagenoeg overal stelselmatig de antirevolutionnairen voorbij te gaan, waardoor juist dat gedeelte van het volk wordt buitengesloten, dat krachtens de historie steeds door de hechtste banden met het huis van Oranje was verbonden.” (H.)



Vergdering van venters.

 Gisteren-avond waren in het Timmerliedengebouw in de Rozenstraat een aantal ventsters en venters van groenten, visch, enz. bijeen, om hun belangen te bespreken, vooral met het oog op de talrijke bekeuringen in den laatsten tijd hun deel geworden.
 In de zaal waren, behalve eenige leden der pers ook aanwezig de heer Dusser da Barenne, de hoofdinspecteur v. d. Goot, de inspecteur van Prooijen en eenige rechercheurs.
 De voorzitter Sylvius opende de vergadering en deed de mededeeling, dat, daar de spreker die beloofd had op te treden verhinderd was, de vergadering, om alleen vakbelangen te bespreken, huishoudelijk zou worden, reden waarom hij hun, die niet tot de venters behoorden, te weten pers en politie, verzocht heen te gaan.
 Dit strookte niet met de consignes blijkbaar van den heer Dusser de Barenne, die naar voren trad en de volgende woorden tot Sylvius sprak:
 „Is u de voorzitter?”
 Sylvius. „Ja meneer”.
 „O zoo, ik ben de commissaris van politie, u hebt geen huishoudelijke vergadering aangekondigd, maar een openbare. U hebt entrée van tien cent gevorderd voor de bezoekers, het is openbaar, ik ga dus niet weg.”
 Van de bestuurstafel werd hem toegevoegd dat de vergadering huishoudelijk was, maar de politiemacht bleef in de zaal.
 Toen besloot men een der aanwezigen, den metselaar Van Someren, in ’t openbaar te laten spreken. Deze hield een korte verhandeling over het nut van vereenigen, ook en vooral voor straatventers, die nog niet vereenigd zijn.
 Toen hij had uitgesproken, verklaarde de voorzitter de openbare vergadering gesloten en zou men verder huishoudelijk bijeenblijven.
 Weer had de heer Dusser de Barenne bezwaar. Hij vroeg of het bestuur dat aan de bestuurstafel zat, officieel bestuur van een Vereeniging was en of alle aanwezigen lid waren.
 „Neen,“ werd geantwoord.
 „Dan blijf ik ook“, zei de heer de Barenne.
 Toen werd besloten dat alle aanwezigen zich zouden doen inschrijven als lid.
 Dit geschiedde en toen werden zij die geen lid waren verzocht zich te verwijderen.
 Van Someren, als niet lid, verwijderde zich op eerste aanvraag van den heer commissaris, die daarna met zijne ondergeschikten het lokaal verliet.
 Natuurlijk verwijderden zich ook de leden der pers.
 In het voorgedeelte van het lokaal werd op last van den heer Dusser de Barenne bewaking achtergelaten, bestaande uit den inspecteur van Prooijen en twee rechercheurs, om er voor te waken dat de vergadering huishoudelijk zou bljven.
 In de zaal bleken velen niet gesticht over het optreden van de politie.



Sneeuwruiming.

 B. en W. brengen ter kennis van belanghebbenden dat ingevolge hunne aankondiging van 28 September j.l. 2693 ingezetenen hebben verzocht om bij de sneeuwruiming door den Stadsreinigingsdienst te werk te worden gesteld; — dat niet meer dan hoogstens 1200 personen kunnen worden aangenomen en daarom de sneeuwkaarten zijn uitgereikt aan diegenen der aanvragers, die twee of meer kinderen beneden den 12 jarigen leeftijd ten hunne laste hebben; — dat alleen de personen, aan wie sneeuwkaarten zijn uitgereikt, naar gelang van het werk, in de sectie op iedere kaart vermeld, zullen worden aangenomen.



 Johannes Veldstra, oud 11 jaar, breed voorhoofd, blond uiterlijk, blauwe oogen, kleine neus, gewone mond, vol aangezicht, verpleegde in het St-Aloysius-Gesticht in de Elandstraat alhier, en gekleed in de kieeding no. 118 van dat gesticht, wordt sedert den 16 November jl. vermist, zijnde hij heimelijk uit bovengenoemde inrichting weggeloopen. De commissaris van politie in de 3e sectie verzoekt beleefd, namens diens zuster, de opsporing van den minderjarige en bij ontdekking bericht.



Brand Westerstraat.

 Voor het gezin Buhré was tot gisteren bij den commissaris in de 4de sectie, bureau Noordermarkt, aan giften in geld een totaal ontvangen van f 1608.61.
 Zooals bereids in de dagbladen is vermeld, zijn de ontvangen bijdragen ruim voldoende om Buhré en de zijnen degelijk te kunnen helpen.



Diefstallen aan het Centraal-station.

 Sedert geruimen tijd werden aan het Centraal-station goederen vermist, zonder dat ’t mogelijk was, den dader of de daders te ontdekken, zoodat ten laatste besloten werd de politie van het geheimzinnig verdwijnen der colli’s in kennis te stellen.
 Onmiddellijk werd onder leiding van den commissaris aan de Oude Brug, den heer Fundter, een onderzoek ingesteld, dat niet zonder resultaat is gebleven.
 In den avond van den 6en November j.l. gelukte ’t aan een agent in burgerkleeren, op het derde perron verdekt opgesteld, twee mannen te betrappen die iets onder hun jassen verborgen hielden. Toen zij bemerkten, dat zij de aandacht trokken, kozen zij over het hek aan de De Ruyterkade het hazenpad, onder het vluchten drie pakketten wegwerpende. De agent volgde hen, maar vermocht niet hen te achterhalen. Hij en een paar spoorbeambten hadden de vluchtelingen evenwel voldoende opgenomen, zoodat, toen don volgenden dag één der twee (zekere F.) werd aangehouden, hij dadelijk herkend werd.
 Naar den anderen werd met ijver gezocht, en eergister-avond waren twee wakkere rechercheurs zoo gelukkig hem in de Van Beuningenstraat (buiten de Haarlemmerpoort) op te sporen. Hij zette ’t op een loopen bij ’t zien van de politiemannen, die hjem achterna holden en hem, doch nuiet dan na een langdurige en moeilijke jacht over weilanden en slooten, in de buurt van „Electra” te pakken kregen.
 Een tweetal agenten, die hun vrijen dag hadden, doch uit hunne woningen de drijfjacht h[a]dden gezien, kwamen te hulp en het eind was, dat ook deze verdachte (D. geheeten) naar het bureau werd gebracht en evenals de andere ter beschikking van den officier van justitie werd gesteld.
 Inmiddels had het onderzoek nog tot een andere belangrijke ontdekking geleid. Te Utrecht was nl. eenige dagen te voren in een bergplaats, beboorende aan een Amsterdamsch „koopman“, een zeer aanzienlijke hoeveelheid goederen ontdekt, welke meerendeels aan het station vermist werden.
 Deze koopman, K. geheeten, is mede ter beschikking van de justitie gesteld.
 In verband ook met het ophouden van vermissingen na 6 November is ’t zeer waarschijnlijk, dat althans de hoofddaders thans binnen zijn, en op een gunstig oogenblik, want de Sinterklaasdagen zouden zekerlijk wel gelegenheid opgeleverd hebben voor nog talrijker „vermissingen“.

(„N. v. d. D.“)


FAMILIEBERICHTEN.

 BEVALLEN op 17 Nov. r. Spier—Kan d.; M. Verstijnen—Vinckx d.; M. Koe—Overste d.; J. Vegter—Gort d.; T. van Kleef—Cregten d.; E. Werkheim—Aandagt d.; E. Kok—van Assen z.; M. Former—Kramer d.; F. Paijne—Mulder d.; G. van der Heijde—Berghuijs z.; C. Schuwer—Berts d.; E. Dettmer—ellage z.; G. Vreugd—van der Poorte z.; C. Prins—Lautenschuts z.; H. Aardewerk—Jacobs z.; L. Agtereik—Vrees z.; S. Wollring—Le Roij z.; A. Jansen—Hulsman d.; J. Schietbergen—Bijlsma z.; D. Boonkamp—Berends z.; A. Dorreboom—Kerkelaan d.; J. Visser—van Beek d.; E. Snelting—van der Moot d.; A. Wilmans—lJsenbout z.; J. van Baalen—Hesse z.; H. Lambregts—Le Clere z.; M. Nedermeijer—Kater d.; J. de Wit—Fennis d.; H. Vermeulen—Engelbrecht d.; K. Reens—Rabbie z.; J. Joidens—van der Bos z.; C. Stolker—Outmaijjer z.; M. Koot—Donck 2 d.; A. Boon—Dijkstra z.; W. Jager—Rooijens d.; E. de Haan d.; J. Sijmons—de Haas d.; G. Snelling—Berg Denz—van den Berg.
 OVERLEDEN: A. Andresson m. 66 j.; J. Bluckens m. 68 j.; H. Koppijn v. geh. met R. Pemmers 69 j.; A. Lelie—m. 12 w.; J[.] Mul m. 24 j.; D. E. M. Manders v. 6 m.; C. C. Reij v. wed van J. C. Fortuin 64 j.; J. Schuring v. 7 j.; J. van Stedum m. 27 j.; W. Schults m. 71 j.; J. Visser m. 22 j.



’S-GRAVENHAGE.

19 November.

 In de jongste raadszitting zeide de voorzitter omtrent het besluit van den heer Michiels van Verduynen, R. K., om wegens drukke bezigheden uit den Raad te treden, dat hij dit besluit zeer betreurde. De heer Michiels, zeide hij o. a., was altijd een der invloedrijkste leden door zijn grondige adviezen. (Teekenen van instemming.)



 Te dezer stede heeft de Kamer van Koophandel een motie aangenomen, waarbij — gezien het bestek voor het eerste gedeelte der Laakhavenwerken — wordt te kennen gegeven, dat de verkeersweg om de haven, welke tevens als los- en laadplaats moet dienst doen, ten minste 5 meter breeder behoort te zijn, en de wenschelijkheid wordt uitgesproken, dat een gedeelte van het terrein langs den verkeersweg van gemeentewege beschikbaar zal worden gehouden, om tijdelijk koopmansgoederen op te slaan.



 In een eergisteren-avond hier ter stede vanwege den Nationalen Bond van Handels- en Kantoorbedienden in Nederland, welks hoofdzetel gevestigd is te Amsterdam, gehouden propaganda-vergadering, om te trachten een haagsche afdeeling te stichten, trad als inleider op de secretaris van het hoofdbestuur, de heer De Graaff.
 Aan het slot zijner rede wekte hij de aanwezigen tot toetreding tot den Bond op. Een voldoend aantal personen gaf aan die uitnoodiging gevolg, zoodat staande de vergadering een afdeeling ’s-Gravenhage van den Bond werd opgericht.



ROTTERDAM.

19 November.

Versieringsplannen.

 Ten einde nader te bespreken, hoe gehandeld zal worden bij de feestviering bij gelegenheid der inhuldiging van H. M. de Koningin en haar eventueele komst alhier, noodigde het bestuur der Vereeniging ter versiering van den Schiedamschedijk de verschillende alhier bestaande comitees uit tot bijwoning eener gecombineerde vergadering. Deze vergadering werd hedenavond in het gebouw Irene gehouden onder voorzitterschap van den heer P. Willemse Czn en was zeer druk bezocht. Ruim 100 comitees waren vertegenwoordigd.
 Alvorens de vergadering plaats had, sprak de heer Willemse Zaterdag ll. den burgemeester, en deze had hem te kennen gegeven, dat men moest trachten zooveel mogelijk tot eenheid te komen, dat H. M. den 2n September zal worden ingehuldigd, dat de eerste gemeente, welke Hare Majesteit met haar moeder na haar inhuldiging zal aandoen, Rotterdam zal wezen,

Noémie!
 De horlogemaker juwelier der rue Montmartre trad binnen.
 „Ik zeg u allen ’n goeden dag,” zei Xavier vriendelijk, doch zonder zijn glanzenden hoogen zjje af te zetten, die hem wellicht op het hoofd zat vastgekleefd.
 „Bonjour, Xavier,” antwoordde madame Pascal.
 „Wel hoe, nog aan tafel?” hernam Mauduit. „Te deksel, jullie stopt je wel vol, zou ik denken... ’t Is kwart vóór tweeën.”
 „We zijn eerst kwart vóór eenen begonnen te dejeuneeren,” merkte Françoise op.
 „Prachtig! Ik dacht ook al: de Pascals leven op ’t grooten voet.”
 Hij drukte op zijn kleinen mopneus zijn gouden lorgnet, vastzittend aan een golvend lint van zwarte gewaterde zijde en keek met een vage onbeschaamdheid Antoine en Delphine aan, die beleefd voor hem waren opgestaan.
 „Mijn broeder en mijn nicht,” stelde madame Pascal voor.
 Xavier groette en sprak:
 „Blijft zitten, als ik u verzoeken mag. Ik wil niet dat men complimenten om mij maakt. Te drommel, ik ben een vriend!”
 Antoine en Delphine namen weer plaats.
 Mauduit drukte alsnu Pierre de hand.
 „Wel wat mag ik je aanbieden, mijn oude Xavier?” vroeg Pierre.
 „Een kop koffie?” zeide Francoise.
 „Ik heb al koffie gedronken en ook mijn glaasje al gehad,” antwoordde Xavier, zijn handschoenen uittrekkend.
 „Welnu,” zei Pierre, „dan pak je eenvoudig nog een glaasje.”
 „Nu dan,... maar met een stukje suiker, als ik verzoeken mag.”
 Hij nam thans zijn hoed af, hem neerzettend op den hoek van het buffet, en vertoonde een kalen schedel, zoo glad als ’n biljartbal, ’n kraan van ’n knie, zooals Pierre zich uitdrukte. ’t Was Mauduit’s gewoonte eerst op het laatste oogenblik zijn hoofd te ontblooten, ten einde zijn kaalheid zoo lang mogelijk te verbergen.
 Françoise diende de koffie rond en plaatste een cognacglaasje neer voor Mauduit, die, uit zijn zak een russisch leeren koker, versierd met zijn initialen X. M. in goud en vol prachtige sigaren, te voorschijn haalde en hem Antoine voorhield.
 „Dank u, mijnheer, ik rook niet,” antwoordde Antoine.
 „Jou zal ik maar niet presenteeren,” voegde Xavier Pierre toe.
 „Je weet, ik rook geen sigaren,” zei Pierre Pascal, een sigaret tusschen zijn vingers rollend.
 Mauduit zelf name en sigaar en stak den koker weer in zijn zak. Vervolgens greep hij, zijn best doende om de edelgesteenten, die zijn dikker vingers sierden: diamanten, robijnen en safieren, goed te doen schitteren, het gouden sigarenknippertje, dat als charivari aan zijn zware gouden ketting hing, en sneed er langzaam de punt der sigaar mede af, om vervolgens uit een zijner vestzakken een gouden lucifersdoosje te nemen — alles wat hij droeg was van goud! — en de sigaar, een heerlijk geurende havana, aan te steken.
 „Geurmaker,” dacht Pierre, die tusschen de dikke rookwolken door, welke hij zat uit te blazen, Xavier ondeugend aankeek.
 „Maakt Hortense het goed?” vroeg Françoise, cognac in het glaasje van Xavier gietend, die de hand ophief en uitriep:
 „Zachtjes aan, Françoise... Ja, madame Mauduit maakt het goed, dank u wel...... Zij is nu op het atelier?”
 „Op het atelier.”
 „Ja, met Noémie, die schilderles heeft...... Dat kind is een geboren kunstenares, zij heeft waarlijk een verbazenden aanleg. Gelukkig veroorloven mijn middelen dien te ontwikkelen...... Ze zullen eenmaal van haar spreken!”
 Mauduit nam voorzichtig den suikerpot en keek over de tafel heen als iemand, die iets zoekt.
 „Waar kijk je naar, vriend,” vroeg Françoise.
 „Ik zoek de suikertang,” antwoordde Xavier.
 „Dan kun je lang zoeken, want die hebben we niet.”
 „Neem de suiker maar met de tang van vader Adam, ouwe jongen,” grinnikte Pierre, „d. w. z. met je vingers. Ze zullen wel niet vuil zijn, denk ik, en dat de suiker zindelijk is, daar blijf ik je borg voor.”
 „Ik zal je voor je nieuwjaarscadeau een suikertang schenken, Françoise,” hernam Xavier, zonder schijnbaar op de woorden van Pierre te letten, „dat is in een huishouding zooals het behoort een onmisbaar instrument.”
 „Maar zorg dan dat-i van zilver is, ouwe jongen,” wierp Pierre in het midden, „want mijn vrouw en ik zijn geen van beiden op compositie gesteld.”
 Antoine keek Pierre aan zonder dat een spier op zijn gelaat zich bewoog, en Delphine wierp verlegen haar oom steelsche blikken toe.
 Xavier Mauduit was een klein, dik, buikig mannetje, en hij gaf zich moeite grooter te schijnen door het dragen van schoenen met buitengewoon hooge hakken. Zijn rood, rond vollemaansgezicht, zooals Pierre zei, glom, en boven zijn kleine bijziende oogen moesten eenige harde grijze haren dienst doen als wenkbrauwen. Zijn geelgrijze haren vormden een monnikskransje om den haarloozen bovenschedel, en boven zijn diklippigen mond prijkte een zware grijze knevel, waarbij zich kortgeknipte grijze bakkebaarden in de mondhoeken aansloten. Zijn kin van drie verdiepingen rustte kwabberig op zijn halsboord, versierd met een blauw satijnen das, waarop een prachtige diamanten doekspeld flonkerde. Xavier had een nauwsluitend jasje aan van fijn blauw laken, een pantalon van dezelfde stof en een wit vest, — een kostuum, waarin de dikke man weinig op zijn gemak was en dat een caricatuur van hem maakte. Zijn schoeisel eindelijk bestond in verlakte bottines, met witte slopkousen erover.
 „Wel, ouwe jongen,” hernam Pierre, „wat zeg je van mijn nicht Delphine?”
 „Allerliefste”, zei Xavier, zijn cognac opslurpend. „Maar ze zal er nog bij winnen als ze ’n beetje de parijsche chic te pakken heeft.”

(Wordt vervolgd.)