Kubisme en neo-kubisme.
In den Haagschen Kunstkring was gisternamiddag een gezelschap dames en heeren saamgekomen om de opening bij te wonen van de tentoonstelling van „la section d’or”, die in de zalen van de L. Houtstraat tot 1 Augustus gehouden zal worden. Een van de exposanten, de heer Theo van Doesburg sprak een woord van toelichting tot de hier aan den wand gehangen werken, wat wel noodig was, gezien de mogelijkheid welke de inleidende kunstenaar zelf onderstelde, dat het publiek er weinig van begrijpen zou.
Wat wij hier te zien kregen, is werk van een te Parijs gevestigde internationale kuntstclub, die er naar streeft zooveel mogelijk in alle landen adepten in zich op te nemen teneinde de imitatiekunst plaats te doen maken voor wat de spreker noemde een recreatiekunst. De kunstbeoefenaars zijn namelijk op een gansch verkeerd spoor, in zoover zij de natuur trachten te imiteeren. De kubisten en in nog sterker mate de neo-kubisten daarentegen trachten deze indruk dien de dingen om hen heen op hen maken uit te beelden door het evenwichtig samenbrengen van tegendeelen. Zij doen dit door middel van kleuren, die zij constructief opbouwen volgens mathematische begrippen.
Alhoewel het kubisme reeds 15 jaar oud is, heeft het groote publiek er nog weinig van begrepen. Dat zal ook zeer moeilijk blijven zoolang men het oude schoonheidsbeeld waarmee men opgegroeid en vertrouwd is geraakt, niet in zich vernietigd heeft. Toch, meende spr., zal het geen groote inspanning kosten zich in de moderne kunstopvatting in te werken, als men maar afstand doet van de oude bourgeoisbegrippen van de natuur na te bootsen en, daarvoor in de plaats, de kunst opvat als de verhouding tusschen de kleuren.
In zoover is deze tentoonstelling wel zeer interessant, dat zij voor ’t eerst hier ter stede te zien geeft een vrij uitgebreide collectie van werken van Russen, Finnen, Franschen, Nederlanders, Hongaren enz. in het kubistische genre.
Men moet overigens niet denken, dat hier afgetrokken begrippen door middel der schilderkunst aanschouwelijk worden gemaakt. Er zijn werken bij die tot nuchteren titel hebben: beweging van vaartuigen op de Seine; de Spaansche met de waaier; twee zittende vrouwen; een kind met ’n kat; vrouwen aan een tafel, enz. Zooals men ziet heel gewone onderwerpen, waarop de auteurs hun kleurenvisie hebben bot gevierd.
Van de beide Nederlanders exposeert Van Doesburg een compositie van drie schilderijen en een ander nummer, dat hij „de compositie” noemt. Het zijn vierkante blokken kleur naast en boven elkaar gegroepeerd.
Mondriaan laat ook drie compositiën zien: A. B. en C. Vermoedelijk het a, b, c, van het kubisme.
Aan een druk bezoek aan deze in elk geval zeer origineele tentoonstelling valt niet te twijfelen.