Pagina:De Proeven van Michel de Montaigne 2 (vert. Glazemaker, 1692).pdf/126

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

98 Proeven van Montaigne.

hun gewicht aanmerkende, beelden ons in dat zy ook uit zo zware en gewichtige oorzaken voortkomen. Wy bedriegen ons. Zy worden door gekke oorzaken en beweegreedenen tot hun hartstochten en driften gebracht, als wy tot d'onzen. De zelfde oorzaak, die ons met een gebuur doet kijven, maakt oorlog tuſſchen de vorſten. Dezelfde reden, die ons een [?]aatjongen doet geefſelen , doet een Koning, als zy plaats in hem grijpt, een Lantſchap verwoeſten. Zy willen zo lichtvaerdiglijk als wy; maar zy vermogen meer. Gelijke luften drijven een mug, en een elefant. Wat de getrouheit aangaat , daar is geen dier zo verradelijk , als de menſch. Onze Hiſtorien verhalen het levendig gevolg , 't welk zekere honden over de doot van hun meesters gedaan hebben. De Koning Pyrrhus, een hont bejegenende , die een doot menſch bewaarde , en verstaande dat hy dit ampt al drie dagen gepleegt had , beval dat men dit ligchnaam begraven zou ; en hy nam de hont met hem. Terwijl hy by d' algemene monſtering van zijn heir was , sprong, deze hont, zijn meeſters moordenaars bemerkende , hen op 't lijf, met groot gebas , en felle gramſchap, en bevorderde , door dit eerſte bewijs, de wraak van deze moorr, die onlangs daarna , door de middel van 't gerecht, daar af genomen wierd. Desgelijks deê de hont van de wijze Hefiodus, die de kinderen van Ganiſtor van Naupaktus van de moort overtuigde, die zy aan zijn meeſter bedreven hadden. Een ander honţ, een tempel t'Athenen bewarende, en een kerkdief ziende , die de ſchoonſte juweelen wechdroeg , begon tegen hem te baſſen zo luide als hy kon. Maar toen de tempelbewaarders daar af niet wakker wierden , volgde hy deze dief , en hield zich , toen het dag geworden was ,een wenig van hem af, zonder hem ooit uit het gezicht te verliezen. Indien deze dief den hont ſpijs aanbood , zo begeerde hy haar niet : maar hy quiſpelftaerte tegen d' andere voorbygangers, die hy onderweeg ontmoette , en nam uit hun handen 'tgeen , dat zy hem gaven. Indien deze dief ftil was, om te slapen, de hont bleef ook stil ter zelfde plaats. De tempelbewaarders , van deze hond ſpreken horende, vervolgden hem op 't ſpeur, en, naar de verwe van zijn hair vragende, bejegenden hem eindelijk in de ſtat Kromyon , en ook de kerkdief , die zy in de ſtat Athenen brachten, daar hy geſtraft wierd. De rechters, deze goede dienft erkennen willende , wezen de hont, tot zijn voedſel , zekere maat graan van 't gemeen toe, en geboden aan de Prieſters, dat zy voor hem zouden zorgen. Plutarchus verhaalt deze hiſtorie , als een zaak , in zijn tijt gebeurt, en zeer bekent.

Wat de dankbaarheit (want my dunkt dat wy dit woort in achting moeten brengen) aangaat, dit enig voorbeelt, 't welk Appion daar af verhaalt,als zelf aanſchouwer daar afgeweeft hebbende , is daar toe genoech. [In de marge: Verhaal van wonderlijke dankbaarheid van een leeuw aan een slaaf]Op zekere dag , zegt hy , daar in men te Romen aan 't volk het vermaak van de ſtrijt veler vreemde beeſten gaf, en bezonderlijk van leeuwen van ongewone grootheit, was'eronder anderen een, die door zijn verwoed gelaat, door de kracht en grofheit van zijn leden, en door een luid en ſchrikkelijk gebrul't gezicht van alle d'omſtaanders op hem trok. Onder d'andere slaven , die in deze ſtrijt tegen de beeſten aan 't volk vertoont wierden, was zeker Androdus uit Dacien , die