Naar inhoud springen

Pagina:De ademhaling der planten (1878).djvu/26

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
22
DE ADEMHALING DER PLANTEN.

Ik eindig hier mijn historisch betoog. Ik geloof dat ik de in den aanvang besproken stelling duidelijk genoeg toegelicht heb, en ik mag uw aandacht niet lang meer bezig houden. Vergunt mij ten slotte met enkele woorden uit de medegedeelde historische bizonderheden de algemeene strekking af te leiden.

Telkens en telkens zagen wij, dat de beroemdste plantenphysiologen bij hunne studiën een ruim en vruchtbaar gebruik maakten van wat de overige natuurwetenschappen in hun tijd belangrijks aan het licht gebracht hadden. Soms waren het alleen de methoden en apparaten, die uit andere vakken werden overgenomen, meestal echter waren het feiten, wier kennis een nieuw licht wierp ook buiten de grenzen der wetenschap, die ze ontdekt had. Eindelijk, en dit is voor ons het belangrijkste, zien wij door de geheele geschiedenis als een roode draad het streven gaan, de vraag naar de identiteit van het ademhalingsproces bij alle levende wezens op den voorgrond van het onderzoek te stellen. Reeds Ingenhousz, de ontdekker van de ademhaling der planten, kende hare overeenkomst met de dierlijke ademhaling. Dutrochet formuleerde de volkomen gelijkheid in duidelijke en onmiskenbare bewoordingen, en beschouwde de leer der ademhaling als een der beste empirische bewijzen voor de éénheid van de geheele organische natuur. Na hem bleef deze richting de heerschende. De uitkomsten der verwante wetenschappen werden steeds in het bereik der onderzoekingen opgenomen, ten einde door hare samenwerking een juist begrip te doen ontstaan van het verband, dat alle verwante verschijnselen samenvlecht. Overal zagen wij, dat daarbij de gang van het onderzoek dezelfde was, steeds trachtte men van de studie der feiten op te klimmen tot