Pagina:De apocriefe boeken (1906).pdf/14

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
2
JUDITH 3, 4.

schutters te paard. 8 En hij liet al zijn krijgsvolk voor zich heentrekken met ontelbare kameelen, grooten voorraad, alsook met ossen en schapen, zonder getal, voor zijn volk; 9 en hij liet uit geheel Syrië koren aanvoeren tot zijnen tocht; 10 maar goud en geld nam hij bovenmate veel met zich uit des konings schatkamer. 11 En hij trok alzoo voort met het geheele heir, met wagens, ruiters en schutters, die den aardbodem bedekten als sprinkhanen.
12 Toen hij nu over de grenspalen des Assyrische rijks getrokken was, kwam hij tot het groote gebergte van Ange, aan de linkerzijde van Cicilië, en veroverde al hare vlekken en vaste steden; 13 en hij verwoestte Melothi, eene vermaarde stad, en beroofde alle lieden in Tarsis en de kinderen Ismaëls, die tegen de woestijn en tegen het Zuiden van het land Chellon woonden. 14 Ook trok hij over den Eufraat en kwam in Mesopotamië en verwoestte alle hooge steden, welke hij vond, van de beek Mamré af tot aan de zee; 15 en hij nam daar de landpalen in, van Cicilië af tot aan de grenspalen van Jafet, die tegen het Zuiden liggen; 16 en hij voerde ook de kinderen van Midian weg en roofde al hun goed en sloeg allen, die hem tegenstonden, met de scherpte des zwaards. 17 Daarna trok hij af in het land van Damaskus, in den oogsttijd, en verbrandde al hun koren en liet alle boomen en wijngaarden nederhouwen. 18 En vrees voor hem viel op allen, die in het land woonden.

 

HOOFDSTUK 3.

Holofernes onderwerpt vele koninkrijken.

TOEN zonden de koningen en vorsten van Syrië, Mesopotamië, Sirië-Sobal, Libye en Cicilië hunne gezanten uit alle steden en landen. Die kwamen tot Holofernes, zeggende: Wend uwen toorn van ons af; 2 want het is beter, dat wij Nebukadnezar, de grooten koning, dienen, en u gehoorzaam zijn, en in leven blijven, dan dat wij omkomen, en winnen evenwel niets. 3 Al onze steden, goederen, bergen, heuvels, akkers, ossen, schapen, geiten, paarden, en kameelen, en wat wij slechts hebben, 4 alsook ons huisgezin, het is alles het uwe, doe daarmede wat gij wilt; 5 ja ook wij, benevens onze kinderen, zijn uwe knechten. 6 Kom tot ons en wees onze genadige heer; en gebruik onzen dienst, zooals het u behaagt.
7 Toen trok Holofernes van het gebergte af met al zijn krijgsvolk, en hij nam de vaste steden en het geheele land in, 8 en las daar knechten uit, het beste volk, dat hij onder hen vond. 9 Daarover verschrikten alle landen zóózeer, dat de regenten en voornaamsten uit alle steden, benevens het volk, hem tegemoetkwamen, 10 en hem ontvingen met kransen, lampen, reien, trommels en pijpen. 11 En nochtans konden zij met zulk een eerbewijs geen genade verkrijgen; 12 want hij verbrak hunne steden en hieuw hunne gewijde bosschen om. 13 Want koning Nebukadnezar had hem geboden, dat hij alle goden in de landen vergelden zou, opdat alle volken, welke Holofernes zou bedwingen, hem alleen als een god prijzen zouden. 14 Toen hij nu Syrië-Sobal, Apaméa en Mesopotamië doorgetrokken was, kwam hij tot de Edomieten, in het land Gabaä; 15 en hij nam hunne steden in en lag aldaar dertig dagen lang, gedurende welken tijd hij zijn geheele heir verzamelde.

 

HOOFDSTUK 4.

Israël bereidt zich tot den strijd en doet boete.

TOEN de kinderen Israëls, die in het land Juda woorden, dit hoorden, vreesden zij zeer voor hem, en schrik en ontzetting overviel hen, 2 want zij vreesden, dat hij aan de stad Jeruzalem en den tempel des Heeren