Naar inhoud springen

Pagina:De apocriefe boeken (1906).pdf/56

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

goddelooze, die heen en weder wankelt:15 wee den versaagden, want zij gelooven niet; daarom worden zij ook niet beschermd. 16 Wee dengenen, die niet volharden: 17 hoe zal het hun gaan, als de Heer hen bezoeken zal?

18 Wie den Heer vreezen, gelooven zijn woord; en wie hem liefhebben, houden zijne geboden. 19 Wie den Heer vreezen, doen wat hem behaagt; en wie hem liefhebben, houden de wet recht. 20 Wie den Heer vreezen, bereiden hun hart en verootmoedigen zich voor hem, en zeggen: 21 [1]Wij willen liever in de handen des Heeren vallen dan in de handen der menschen;22 want zijne barmhartigheid is immers zoo groot als hij zelf is.


HOOFDSTUK 3.
Over de gehoorzaamheid aan de ouders en den echten ootmoed.


1 KINDEREN, geeft mij, uwen vader, gehoor; 2 en leeft zóó, [2]dat het u welga. 3 [3]Want de Heer wil den vader geleerd hebben door de kinderen, en hetgeen eene moeder den kinderen gelast, wil hij gehouden hebben. 4 Wie zijnen vader eert, diens zonden zal God niet straffen; 5 en wie zijne moeder eert, die vergadert een goeden schat. 6 Wie zijnen vader eert, die zal ook vreugd aan zijne kinderen hebben; en, als hij bidt, wordt hij verhoord. 7 Wie zijnen vader eert, zal des te langer leven; en wie om des Heeren wil gehoorzaam is, aan dien heeft de moeder troost. 8 Wie den Heer vreest, eert ook den vader en dient zijne ouders en houdt hen voor zijne gebieders. 9 Eer vader en moeder metterdaad, met woorden en met lijdzaamheid, 10 opdat hun zegen over u kome; 11 want de zegen des vaders bouwt der kinderen huizen, maar de vloek der moeder rukt ze omver. 12 [4]Bespot de gebreken uws vaders niet, want dat is u geen eer; 13 want den vader eeren is uwe eigene eer, en uwe moeder verachten is uwe eigene schande. 14 Mijn kind, verzorg uwen vader in zijnen ouderdom en bedroef hem toch niet, zoolang hij leeft; 15 en houdt het hem ten goede, al werd hij kindsch, en veracht hem toch niet, omdat gij bekwamer zijt; 16 want de weldaad, aan den vader bewezen, zal nooit vergeten worden, 17 en u zal goed geschieden, al is het, dat gij ook een zondaar zijt; en aan u zal gedacht worden in den nood en uwe zonden zullen vergaan, gelijk het ijs voor de zon. 18 [5]Wie zijnen vader verlaat, is als een, die God lastert; en wie zijne moeder bedroeft, die is vervloekt van den Heer.

19 [6]Mijn kind, blijf gaarne in een nederigen staat: dat is beter dan al hetgeen, waar de wereld naar tracht. 20 Hoe hooger gij zijt, verootmoedig u zooveeltemeer, zoo zal de Heer u genadig zijn. 21 Want de Heer is de allerhoogste, en doet nochtans groote dingen door de ootmoedigen. 22 Tracht niet naar hooger staat en verhef u niet boven uw vermogen; 23 maar wat God u bevolen heeft, neem dat vlijtig waar; want het baat u niet, dat gij haakt naar hetgeen u niet bevolen is; 24 en wat niet tot uw ambt behoort, laat daar uwe voorbarigheid achter; 25 want u is alreeds meer bevolen dan gij kunt verrichten. 26 Zulke laatdunkenheid heeft velen bedrogen en hunne vermetelheid heeft hen ternedergeworpen. 27 Want wie zich lichtvaardig in gevaar begeeft, komt er in om; 28 en een vermetel mensch gaat het eindelijk kwalijk. 29 Een vermetel mensch maakt zichzelf veel ongeluk en richt het ééne onheil na het andere aan; 30 want hoogmoed doet nooit goed en er kan niets dan kwaad uit ontspruiten.

31 Een verstandig mensch leert Gods woord gaarne; 32 en wie de wijsheid liefheeft, die hoort gaarne toe. 33 [7]Gelijk het water een branddend vuur uitbluscht, zoo verdelgt de aalmoes de zonden; en de opperste [8]Verdelger zal het hiernamaals gedenken en zal hem in ongeluk redden.

  1. 2 Sam. 24:14.
  2. Deut. 5 : 16.
  3. Ex. 20:12.
  4. Gen. 9:25.
  5. Spr. 19:26.
  6. Rom. 12:13.
  7. Tob. 4:11.
  8. Matth. 6:3, 4.