Deze pagina is proefgelezen
Ja tóch, ik meene
Dat ik Uw hand
Wel speurde in ’t leven —
Uw Vaderland;
Dat ik Uw hand
Wel speurde in ’t leven —
Uw Vaderland;
En dat mijn ziele,
Ter stille nacht,
Uw stem wel hoorde,
Zoo teêr, zoo zacht.
Ter stille nacht,
Uw stem wel hoorde,
Zoo teêr, zoo zacht.
Na vuur en stormwind
Zweefde ook soms mij
Schoon geen Elia —
De Heer voorbij...
Zweefde ook soms mij
Schoon geen Elia —
De Heer voorbij...
Uw starrenhemel,
Hij trekt mijn oog, —
Als ’t woord des Heilgen
Mijn hart omhoog!
Hij trekt mijn oog, —
Als ’t woord des Heilgen
Mijn hart omhoog!
Ik smacht, vermoeide
Van ’s levens loop —
Mijn hope is weemoed,
Mijn weemoed hoop!
Van ’s levens loop —
Mijn hope is weemoed,
Mijn weemoed hoop!
En ’k geef mij over,
Met blind geloof,
Aan U den Vader,
Wien me niets ontroof!
Met blind geloof,
Aan U den Vader,
Wien me niets ontroof!
Daar is geen Priester
Die Hem verklaart!
Doch U zoekt niemand
Vergeefs op aard.
Die Hem verklaart!
Doch U zoekt niemand
Vergeefs op aard.
1860.