Pagina:De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters (IA delevensenwerken01kram).pdf/214

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
198
BYL.

behalven alleene by willem van byler, yzersnyder van de graeffelycheyt van Hollandts Munte binnen Dordrecht, denwelcken haere Ho. Mo. consenteeren ende octroyeeren mids desen, voor den tyd van drye jaeren naestcommende alleene in dese vereenichde provintien te mogen maecken, snyden, gieten ende vercoopen, den nieuwen penninck dien hare Ho. Mo. hem hebben doen maecken van het Synode nationael, verbiedende etc. — Resolutie, 17 Mei, 1619. — „Is noch geexamineert de specificatie van wilhelm van byler, yzersnyder, van twee fyne gouden penningen, by hem gemaeckt, by ordre van haere Ho. Mo. van de Synode, den eenen voor Den heere Carleton Ambassadeur van syne Maj. van Groot Britannien, wegende vier oncen drye engelschen, tot 36 guldens thien stuyvers d’once, ende den anderen wegende vier oncen tot gelycken prys, voor Den heere President van de voers. Synode D. Bogermanno, beloopende te samen met het fatsoen 357 gulden thien stuyvers.” — En, eindelijk, nog het volgende: — „Item noch 58 fyne silveren penningen, van de voors. Synode, gedistribueert aen de predicanten ende ouderlingen van de Synode wegende elcken penninck twee oncen, thien engelschen, tot drye guldens twee stuyvers d’once, ende voor het fatsoen van elcken penninck 36 stuyvers, beloopende 104 gulden 8 stuyvers, ende alsoo te samen 551 gulden.” Resolutie, 18 Julij, 1619. Dodt, Archief, VII. Dl. — Zie nog op BYCKER. (Gerardt)

 BYLER of BYLERT (Herman Berntsz. van) was de vader van den bekenden jan bylert, glasschilder te Utrecht, die in het laatst der XVI. en in het begin der XVII. eeuw bloeide: want, in den jare 1627 was hij reeds overleden. De volgende afschriften uit de Archiven te Utrecht geven daarvoor de geschiedkundige bewijzen, als ook dat de naam byler en niet bylert moet worden geschreven, gelijk zij ons tevens dien van zijne vrouw doen kennen. — „herman berntsz van byler, glasschryver, dezer stadt borger, transporteert voor hem ende Elisabeth Willemsdochter van Laeckervelt, syne huysvrouwe, daer hy op dese tyt wettige levende geboorte by heeft etc. tot behouff van Adolph Hallinck, Juwelier, mede deser stadt borger, die alenge huysinge ende hofstede gelegen aen de zuydtssyde der Steenwech, anders genoemt St. Laurensstraet.” — Transportbrief, 1605, April 16. — „Elisabeth Willemsdochter van Laeckervelt, weduwe van herman berntsz. byler, glasschrijver, 1627, Maart 17. — „Elisabeth van Laeckervelt, weduwe van herman berntsz. van byler, en johan van byler, schilder, haer zoon, etc. constitueert N. van Royen, om ten behoeve van etc. 1641, November 8.” Beide Acten in het Protocol van den Notaris Zwaerdecroon.

 BYLER (Jan van) en niet JAN BIJLERT, zoo als hij bij Immerzeel en meest alle auteurs geschreven staat. — Zie over den naam van zijn vader op BYLER. (Herman Berntsz. van) — Ik vind hem in het St. Lucas-gild, te Utrecht, vermeld: „Ao. 1626, jan byler, Deken, kunstschilder en regent van Hiobs-gasthuis.” — Zoo als Immerzeel teregt berigt, vindt men zeldzaam van zijne werken in de Nederlanden. — In het Museum-Boymans, te Rotterdam, komt, onder Nr. 44 van den Catalogus voor: „Eene vrouw, in de linkerhand een diamanten slot houdende, h. 80 dm., br. 67 dm. door jan van beylert.” (?) — Daar er nu verder gemeld wordt, dat zijne kunst, van historiëlen aard zijnde, de aandacht trok van buitenlandsche Hoven, zoo komt het mij toch vreemd voor, dat ik in vele landen, door mij bezocht, in de openbare Museums geen zijner werken heb aangetroffen, evenmin als in de Catalogussen van die Galerijen, die mij verder nog voorgekomen zijn. — Zijn Portret, door hem-zelven geschilderd, en door peter balleu Sculp., kan men zien in De Bie, Gulden Cabinet, enz. — Zie over de oorspronklijke uitgave dezer Portretten in een vroeger en ander Werk, op MEYSSENS. (Joannes)