Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/117

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
109
DE BOUW EN DE VERRICHTINGEN DER WORTELS.


steunsel indringen, zoo dit een levend plantendeel is, en er hun voedsel uit putten. Planten die zulke wortels bezitten heeten woekerplanten en zijn in den regel hoogst schadelijk voor de gewassen, waarop zij zich nestelen. In het zuiden van ons vaderland treft men op peerenboomen en op populieren niet zelden de vogellijm aan (fig. 54), een heesterachtige plant met smalle leêrachtig groene bladen, die in het najaar talrijke witte bessen draagt, welker slijmige zelfstandigheid ze gemakkelijk aan takken doet kleven, in welke de uit de zaden ontstaande kiemplanten hare wortels indrijven moeten. Niet zelden ziet men boomgaarden in kwijnenden toestand ten gevolge van het groote aantal dezer parasieten, die de takken uitzuigen en de voor de ontwikkeling van bladen en vruchten bestemde voedingsstoffen in zich opnemen en tot hun eigen groei gebruiken.

Nog moet hier melding gemaakt worden van de wortels van afvalplanten, dat zijn die bleekgele gewassen, die in bladaarde of tusschen rottende bladen leven en daaruit al hun voedsel trekken. Hunne dikke vleezige wortels zijn kort en weinig vertakt en in den regel dicht inééngedrongen, zoodat zij soms min of meer op een vogelnestje gelijken, aan welke eigenschap een dezer soorten haar naam te danken heeft (vogelnestje, Neottia Nidus avis).

Keeren wij echter tot de eigenlijke wortels terug en laten wij al deze bijzondere vormen van luchtwortels, hechtwortels, zuigwortels enz. ter zijde, daar zij van de gewone wortels èn in hun bouw èn in hunne verrichtingen in zoovele opzichten afwijken, dat een zelfde beschrijving niet wel voor allen kan worden gegeven. Zij zijn steeds ingericht voor het eigenaardige doel, dat zij in het leven dier planten te verrichten hebben en dat van de werkzaamheden van de eigenlijke wortels steeds in meerdere of mindere mate afwijkt.

De eigenlijke wortels eindigen meest in fijne draden, wortelvezels genoemd (fig. 49), die dikwijls in zoo groot aantal voorhanden zijn, dat zij den grond als met een dicht viltwerk doortrekken en de losse deelen van den bodem vast aan elkander hechten. Deze wortelvezels zijn de organen, die