Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/130

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
122
DE BOUW EN DE VERRICHTINGEN DER WORTELS.


aan alle zijden gesloten zijn en nergens openingen bezitten. Wel vindt men binnen in vaten, doch deze zijn door de cellen zoo geheel omsloten, dat zij voor de opslorping niet in aanmerking komen. Door de wanden der cellen nu kunnen klaarblijkelijk geen voorwerpen in vasten toestand heendringen. Dat er wel vloeistoffen door kunnen dringen, blijkt uit de geheele inrichting en uit het feit, dat in waterculturen werkelijk vloeistoffen worden opgenomen. Wij kunnen ons deze opneming echter ook door een proef duidelijk maken. Hiertoe gebruikt men een glazen buis, die aan het eene uiteinde wijder is dan over de verdere lengte. Over dit wijde uiteinde spant men een stukje blaas of perkamentpapier en bindt het zóó vast, dat tusschen zijn rand en het glas geen vloeistof doordringen kan. Vooraf overtuigt men zich dat er geen zichtbare poriën in het te gebruiken vlies aanwezig zijn. Brengt men nu in de buis suikerwater, tot op een zekere hoogte, en plaatst men dan het onderste deel met het vlies in een vat met water, zooals in fig. 60 is voorgesteld, zoo is de toestel gereed. Slechts moet men zorgen dat het vlies den bodem van het vat niet aanraakt, doch vrij door het omgevende water bespoeld wordt. Korten tijd nadat de toestel zoo in elkander gezet is, ziet men het suikerwater in de buis stijgen. Hoe nauwer deze is in vergelijking met de grootte van het vlies, hoe duidelijker dit stijgen zichtbaar zal zijn. Doch ook de hoeveelheid opgeloste suiker heeft op de snelheid van het stijgen een invloed; hoe meer de oplossing verzadigd is, des te sneller stijgt het vocht in de buis omhoog. Is dit stijgen een geruimen tijd voortgegaan, zoo onderzoeken wij de vloeistof in het vat. Deze was aanvankelijk zuiver water, nu echter bevat zij een zekere hoeveelheid suiker. Er blijkt ons dus, 1° dat water uit het vat door het vlies in de buis gedrongen is, en 2°, dat suiker omgekeerd door het vlies uit de buis naar buiten is gedrongen. M.a.w. kunnen dus èn water èn opgeloste stoffen door een vlies zonder openingen heendringen. De eenige voorwaarde voor deze mogelijkheid is, dat zij het vlies kunnen bevochtigen, gelijk wij weten dat water een dierlijke blaas doet. Deze toch is in drogen toestand hard en weinig buigzaam; door