Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/157

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
149
DE SCHEIKUNDIGE BESTANDDEELEN DER PLANTEN.


wij de deelen daarbij tot de temperatuur van het kookpunt of weinige graden daarboven verwarmen. Zoo gedroogd, zijn de deelen gewoonlijk zeer bros en kunnen zij gemakkelijk tot een fijn poeder gewreven worden. Vergelijkt men nu het gewicht der levende deelen met dat van de droge stof, zoo blijkt het, dat dit laatste in de meeste gevallen slechts 1513 van het eerste bedraagt, een verhouding die bij verschillende gewassen zeer verschillend en ook voor verschillende organen derzelfde plant geenszins steeds dezelfde is. Het grootste drooggewicht bezitten rijpe zaden (ongeveer 89), terwijl waterplanten en paddestoelen meestal zeer arm aan vaste stof zijn en haar watergehalte dat der droge stof niet zelden 10 tot 20 maal overtreft.

Het is duidelijk, dat in de zoo gevonden waarden de organische en anorganische bestanddeelen tegenover het water te samen in rekening gebracht zijn; wil men het gewicht van deze beiden afzonderlijk kennen, zoo is er slechts één middel, nl. de volledige verbranding der organische stof en de bepaling van het gewicht der daarna overblijvende asch. Daarbij blijkt, dat deze asch gewoonlijk slechts weinige procenten van de droge stof uitmaakt en dus bij de boven in ronde getallen opgegeven waarden buiten rekening kan gelaten worden.

Om de elementen of enkelvoudige scheikundige stoffen te leeren kennen, uit welke de organische stof der planten bestaat, is het dus noodig de gasvormig ontwijkende producten der verbranding op te vangen en deze te onderzoeken. Wij hebben in een vorig hoofdstuk reeds medegedeeld, dat deze voor verreweg het grootste gedeelte uit koolzuur en waterdamp bestaan. Ook hebben wij uit deze waarneming en uit de bekende scheikundige wet, dat de enkelvoudige stoffen bij scheikundige werkingen geen verandering ondergaan en dus in de producten dezelfde moeten zijn als in de oorspronkelijke verbindingen, afgeleid, dat koolstof en waterstof, de elementen die in koolzuur en water met zuurstof verbonden zijn, steeds in de organische plantenstof voorhanden moeten zijn. Of zij ook zuurstof bevatten, leert ons deze waarneming natuurlijk niet, daar het zeer goed mogelijk is, dat alle zuurstof van het koolzuur en het water uit de lucht werd opgenomen.