Naar inhoud springen

Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/21

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
13
DE BOUWSTOFFEN VAN HET PLANTENLICHAAM.


zijn blaadjes aangeraakt en dien tengevolge toegevouwen; sommigen zijn daarbij naar beneden gezakt, daar bij een eenigzins sterkere prikkeling, b.v. als men even met een stokje tegen het blad aanslaat, zich niet alleen alle vier de blaadjes sluiten, maar de geledingen onder aan de bijzondere stelen en onder aan den algemeenen steel slap worden, waardoor natuurlijk het geheele blad naar beneden zakt. Laat men het blad daarna in rust, zoo verheft het zich langzamerhand weder, en heeft na eenigen tijd zijn uitgespreiden stand weer aangenomen. Overeenkomstige, ofschoon niet geheel dezelfde bewegingen, maken de bladen ook des avonds, wanneer de duisternis invalt, om zich eerst 's morgens weer te ontplooien, wanneer zij weer door het licht beschenen worden. Dit sluiten der bladen gedurende den nacht werd, gelijk bekend is, door Linnaeus met den naam van plantenslaap bestempeld.

Doch genoeg over de bewegingen van het Kruidje-roer-mij-niet; er is ons hier niet zoozeer daaraan gelegen, deze nauwkeurig te kennen, als wel na te gaan, in hoeverre de zuurstof der lucht daarop een invloed uitoefent. Plaatst men over een krachtig exemplaar met zeer gevoelige bladen een glazen klok, en verwijdert men uit deze de zuurstof, terwijl men zorg draagt daarbij de plant volstrekt niet te stooten of te schudden, zoo ziet men weldra de blaadjes zich sluiten en gaan hangen, alsof zij door een krachtigen schok getroffen waren. In plaats van zich daarna langzamerhand te herstellen, blijven zij in dien toestand zoolang als men ze in de zuurstofvrije lucht doet blijven. Zij kunnen daarin hun gewone bewegingen niet volbrengen, en zijn evenmin voor verdere aanraking gevoelig. Ook het invallen van den nacht of het aanbreken van den dag heeft in dien toestand op hen geen invloed meer. Heeft de proef niet te lang geduurd, zoo kan men, door de klok weg te nemen en de plant zoodoende in aanraking met de gewone lucht te brengen, langzamerhand de eigen bewegingen en de prikkelbaarheid weer doen terugkeeren. Hieruit blijkt, dat zij slechts tijdelijk opgeheven waren, en wel tengevolge van het gemis van zuurstof.

Brengt men kiemende zaden, of takken met uitloopende