omgeving van 2—5° C. werd niet zelden bij zoodanige proeven waargenomen. Trouwens de ontwikkeling van warmte is een bekend verschijnsel bij het kiemen van gerstekorrels, dat in bierbrouwerijen in het groot plaatsvindt voor het verkrijgen van mout.
Kiemende zaden en zich openende bloemen zijn de beste voorbeelden voor de ontwikkeling van warmte in planten bij de stofwisseling. Doch ook andere plantendeelen kunnen voor deze proeven gebruikt worden. Hoe sneller de stofwisseling in hen is, m. a. w. hoe meer zuurstof zij in gelijken tijd opnemen en in koolzuur omzetten, des te aanzienlijker zal natuurlijk de voortbrenging van warmte zijn.
Uit het over stofwisseling en ademhaling gezegde blijkt, dat toevoer van zuurstof en afvoer van koolzuur twee voorwaarden voor de goede ontwikkeling van eene plant zijn. En niet alleen geldt dit voor geheele planten, maar ook voor elk onderdeel in het bijzonder. Bij gekweekte planten is voor den stengel en de bladen, in één woord voor de in de lucht uitgespreide deelen, aan deze voorwaarden wel steeds voldaan, en behoeft men slechts een al te nauwgezette afsluiting van in kamers en kassen gekweekte planten te vermijden, of door voldoende verlichting de ontwikkeling van zuurstof door de bladen te bevorderen, om de planten goed te doen gedijen.
De wortels en al die deelen, die zich onder den grond ontwikkelen, maken echter op eenige meerdere zorgen aanspraak, en wij willen hier nog eenige oogenblikken stilstaan bij de wijze, waarop men in land- en tuinbouw zorg draagt, dat hun de noodige zuurstof niet ontbreke. Wij beperken ons daarbij tot de wortels van landplanten; wortels die zich in het water ontwikkelen ontleenen de zuurstof daaraan, of ook aan die deelen der plant welke rechtstreeks met de lucht in aanraking zijn.
De voornaamste bewerkingen, welke de grond ondergaat, om de lucht toegang te verleenen tot in de diepste lagen, waarin nog plantenwortels doordringen, zijn het omspitten en het omploegen. Het doel van deze bewerkingen is de vast aaneengedrukte deelen, waaruit de bouwaarde bestaat, los te maken, en zoodoende tusschen deze overal fijne tusschenruimten te doen ontstaan. In deze kan de lucht indringen, door deze