Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/83

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
75
DE TIJDELIJKE BEWAARPLAATSEN VAN HET VOEDSEL.


Het gevolg daarvan is dan, dat de oudste, het verst van de bladen verwijderde deelen van den wortelstok geheel leeg gezogen worden, waarna zij spoedig afsterven en verrotten. Telken jare groeit aan het eene uiteinde een nieuw deel aan den wortelstok aan, terwijl het achterste deel afsterft. Op deze wijze bestaat de wortelstok voortdurend uit vrij jonge deelen, en blijft zijne lengte ongeveer dezelfde. Hetzelfde geldt natuurlijk ook van de wortelstokken van andere planten.

Wanneer van een wortelstok slechts een gedeelte vleezig wordt en tot een veel grootere dikte aanzwelt dan de aangrenzende deelen, noemt men dit orgaan een knol. Ook kan het gebeuren dat een geheele wortelstok op die wijze in een knol veranderd is, in welk geval hij èn door zijn vorm, èn door de eigenschap van niet bij gedeelten, maar in eens, bij de ontwikkeling der knoppen te worden uitgezogen, van den eigenlijken wortelstok gemakkelijk kan worden onderscheiden. Knollen van de eerste soort zijn de aardappels (fig. 29 en 30); terwijl de crocussen ons voorbeelden van die der tweede soort aanbieden. Wanneer een aardappelplant zich uit een zaad ontwikkelt, ontvouwt zij hare beide zaadlobben, tusschen welke het pluimpje als de aanleg van den stengel voor den dag komt. Het worteltje groeit naar beneden en vertakt zich in den grond. In den hoek dien de beide zaadlobben met elkander maken, ontstaan, naast het pluimpje, weldra eenige knoppen, die zich tot zijtakken van den stengel ontwikkelen. Deze zijtakken buigen zich eerst over, daarna in den grond, en groeien in een schuinsche richting naar beneden voort. Nadat zij daarbij een zekere lengte verkregen hebben, houden zij op met zich verder te verlengen, doch groeien daarentegen aan hun top zeer sterk in de dikte. Op deze wijze ontstaan aan een kiemplant van een aardappel de eerste aardappels. Deze zijn nog zeer klein. Later vormen zich krachtiger zijtakken van den stengel tot wortelstokken, en brengen aan hun top krachtiger knollen voort, die weldra de grootte van gewone aardappels bereiken. Dikwijls vertakken zich deze wortelstokken ook, waardoor natuurlijk het aantal aardappels vergroot wordt, daar