Naar inhoud springen

Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/89

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
81
DE TIJDELIJKE BEWAARPLAATSEN VAN HET VOEDSEL.


ten minste grootendeels omvatten, In het midden ziet men weer den knop. De schubben van den bol eener hyacint bevatten een zeer groote hoeveelheid voedsel, gelijk door het microscopisch onderzoek gemakkelijk kan worden aangetoond. Deze hoeveelheid is veel grooter dan men allicht vermoeden zou. Zij is namelijk ruimschoots voldoende voor de geheele ontwikkeling van de bladen en den bloemtros, die in den knop besloten zijn. Men kan dit door een zeer leerrijke proef rechtstreeks bewijzen. Daartoe maakt men gebruik van de omstandigheid, dat planten in het donker geen organische stof uit anorganische verbindingen, met name uit koolzuur en water, kunnen maken. Men plant dus een hyacintenbol in het najaar in een pot en zet dezen, zoodra de bol begint uit te loopen, in een donkere kast. De ontwikkeling wordt daardoor niet belemmerd of vertraagd. De bladen bereiken zelfs een grootere lengte dan onder gewone omstandigheden; hetzelfde geschiedt met den bloemstengel. Zij nemen echter volstrekt geen groene kleur aan, doch blijven bleekgeel; gelijk steeds bij in 't donker groeiende plantendeelen het geval is. Daarentegen nemen de bloemen ongehinderd haar normale kleur aan, hetgeen een zeer eigenaardige tegenstelling met de gele bladen en den gelen stengel oplevert. Zijn de omstandigheden gunstig, zoo kunnen zich uit de bloem vruchten ontwikkelen, zoodat de plant alle perioden van haar leven doorloopt, zonder eenig ander voedsel te gebruiken, dan dat, wat in den bol opgespaard was. Dat deze hierbij leeg gezogen wordt en dus verschrompelt en verdort, behoeft wel niet gezegd te worden.

In de beschrijvende plantkunde onderscheidt men gerokte en geschubde bollen.

Tot de eerste behoort de hyacint, tot de tweede de lelie (fig. 35 en 36). De gerokte hebben groote schubben, die geheel of bijna geheel rondom den bol loopen; terwijl deze deelen bij de geschubde bollen slechts smal zijn, en elk dus maar een klein gedeelte van dit lichaam bedekken; daardoor liggen zij dakpansgewijze over elkander en veroorzaken zoo het geschubde uiterlijk van den bol. De oppervlakte der gerokte bollen is glad, en vertoont alleen aan het bovenste ge-