Pagina:Delftsche Courant vol 1878 no 137.pdf/5

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

Nc. 137.*

1878.

DELFTSCHI

COOB1NT Delft en Delfland.

Nieuwsblad voor ZONDAG 17 NOVEMBER. Abonnementsprijs voor drie Maanden. Voor DELFT

Franco door het geheele Rijk.... Afzonderlijke nommers

• ƒ1-50 1.90. » 0.05.

BIJVOEGSEL. Buitenlandsch Overzigt.

Wanneer in de gewone zaraenleving een persoon zich een en andermaal heeft schuldig gemaakt aan ,pntrouw aan zijn woord, d. w. z. zijne gedane beloften slecht of in het geheel niet nakomt, of zich, tegen beter weten in, door allerlei uitvlugten aan zijne verpligtingen tracht te onttrekken, dan is daarvan een natuurlijk gevolg, dat men hem niet meer vertrouwt en aan zijne plegtigste verzekeringen geen geloof meer slaat. Zoo schijnt het ook thans gesteld te zijn met de Russische regering ten opzigte hare r verzekeringen, dat zij het tractaat van Berlijn getrouw zal naleven en volstrekt niet de bedoeling heeft hare beloften, onder welk voorwendsel dan ook, niet na te komen. Men behoeft slechts een oog te slaan in de verschillende buitenlandsche bladen — de Engelsche vooral — om overtuigd te worden, dat het wantrouwen in de Russische politiek vrij algemeen is niet alleen, maar door velen wordt zelfs beweerd, dat men juist het tegendeel most aannemen van hetgeen de Russische regering in de laatste dagen niet verzuimt telkens te herhalen. Zeer scherp is in dit opzigt liet oordeel der Uoming Post. Eenige weken geleden , zegt dit blad, ver,

langde de Russische pers, in overeenstemming met de militaire partij, dat het tractaat van Berlijn ter zijde gesteld zou worden. Westelijk Europa begon zich dit aan te trekken , en de Russische bladen verzekeren thans even ijverig, dat het gouvernement er niet aan denkt, zich aan zijn verpligtingen te onttrekken. Die plotselinge Irontsverandering is niet moeijelijk te verklaren. De Russische Staatslieden hebben ingezien, dat Oostenrijk, Frankrijk en Engeland niet Tillen dulden dat het tractaat van San Stefano voor dat van Berlijn in de plaats gesteld wordt en de bladen ontvingen het wachtwoord, een calinans aan te wenden en graaf Schuwaloff werd uitgezonden om hen, die wantrouwen in Busland aan den dag legden , gerust te stellen. De duidelijke waarschuwing van lord Beaconsfield zal voor het Russische gouvernement en de Russische pers niet verloren gaan. In Azie is ook een frontsverandering waar te nemen ; de laatste bezending telegrammen uit St. Petersburg zegt, dat Rusland vurig verlangt, zoowel in Azie als in Europa , met Engeland in overeenstemming te zijn. Op een oogenblik, dat wij aan den rand van een oorlog met Afghanistan staan en ernstige verwikkelingen in Europa onze aandacht eischen, dient gewaarschuwd te worden tegen de lokspijs, die men ons voorhoudt. De Engelsch-Afghaansche onderhandelingen hebben een critiek punt bereikt; een woord van Rusland tot den Emir kan vrede of oorlog maken. Rusland ziet hierin een gelegenheid om de oppositie tegen het Engelsche gouvernement bij te springen en met zijn betuigingen tracht iet Engeland te verblinden. Het is te hopen", dat niet alleen het gouvernem., maar ook het land zich niet zullen laten bedriegen. Ook Daily Telegraph schrijft in denzelfden geest en zegt, dat de ondervinding geleerd heeft, dat tegenover Rusland geen enkele voorzorg verzuimd, geen enkele waarborg opgegeven mag worden. — Het is dan ook niet te ontkennen, dat sommige daden der Russen geheel en al in strijd «jn met hetgeen de Russische regering zegt. Zoo wordt a. uit Konstanttnopel aan de Polit. Corresp. gemeld, de Russische generaal SkobeleflF aan het kommando der ïurksche voorposten-linie zuidelijk van Luleh-Burgas kennis gaf van het bevel van generaal Todleben, om zijne troepen '°t op de hoogte van het spoorwegstation Sidler vooruit ; e schuiven. Het Seraskeriaat liet daarop den Turkschen bevelhebber de order overbrengen om zijne voorposten-linie j er "g te trekken, maar het plaatsje Sidler in elk geval bezet te houden en tevens de nieuwe voorposten-keten a 'daar met eene brigade te versterken. Aan Daily News ,r °rdt ook berigt, dat aanzienlijke versterkingen Russische [ r °epen te Adrianopel zijn aangekomen. — Dat klinkt geee ' anders dan ontruiming van het Turksche grondgebied. De Londensche bladen melden , dat, tengevolge van den eigenden oorlog met Afghanistan, een comité gevormd " onder voorzitterschap van lord Lawrence, gewezen °nderKoning van Indië, om aan den wensch der openbare ®eeiii n g tot onmiddellijke bijeenroeping van het parlement duidelijke wijze uitdrukking te geven. Het heeft lord ^eaconsfield om een onderhoud verzocht vóór den 20sten ez er, den daar waarop het antwoord van den Emir ontvangen ® 0oe t zijn. Het geschil tusschen Engeland en de Vereenigde Staten 0v w de Kanadasche visscherijen zal in der minne worden ^slecht. De president Hayes heeft gelast de door de I eidsregters te Halifax aan Engeland toegekende schade°°3stelling den 23sten dezer maand te Londen uittebetalen. De Keizer van Oostenrijk heeft eergisteren een

weerzin der bevolking opwekt. De keizer antwoordde in hoofdzaak, dat hij alles zou doen voor het welzijn en den vooruitgang van het volk der Herzegowina, maar verlangt, dat de verordeningen der autoriteiten zullen worden nageleefd. Alle godsdiensten des lands, zijn gewoonte en bestaande regten zullen 's Keizers bescherming genieten. Graaf Schuwaloff is Donderdag van Pesth te Weenen teruggekeerd, vanwaar hij over Berlijn naar Londen zal vertrekken. Omtrent den gezondheidstoestand van dem Keizer van Rusland heeft een Parijsch blad het volgend telegram uit Czemowitz ontvangen: //De tijdingen uit Livadia bevestigen , dat de Czaar ongesteld is. Voor het oogenblik levert de toestand geen gevaar op; maar de Keizer wordt gekweld door een zenuwlijden, dat zich openbaart door begripsverwarringen, onzamenhangende denkbeelden en hem belet zich ernstig met de zaken bezig te houden." Henri Taine is met 20 stemmen tot lid der Fransche academie verkozen.

Mr. Dirck Evertsz. van Bleyswijck en de „Caerte figuratyff” van de stad Delft.

Toen de Heeren Burgemeesteren van Delft, opgewekt door het voorbeeld van die van Amsterdam en Leiden, te rade waren geworden een kaart hunner stad „in plano ofte platte form”, d. i. in vogelperspectief, te doen vervaardigen, waarop hare gebouwen, straten, grachten, enz. tot in de bijzonderheden, door een graveerwerk op zoo’n schaal te bereiken, zouden zijn voorgesteld, werd de oud-Burgemeester, Mr. Dirck Evertsz. van Bleyswijck, dezelfde die de Beschrijvinge van Delft zamenstelde, door hun collegie belast „syn ooghe over de Stads nieuwe Caerte te laeten gaen, tot dat deselve (sou) wesen geperfectioneert” of voltooid. Dat die taak, waarmee noodzakelijk veelvuldige beslommeringen gepaard gingen, uitstekend door hem werd volvoerd, bewijst de kaart zelf, waarvan o. a. in de vergaderkamer van B. en W. een afdruk hangt, op de meest overtuigende wijze. Als een meesterstuk van naauwkeurigheid en van graveerkunst munt zij uit boven hetgeen vroeger en later op dat stuk, zoowel hier als elders , werd geleverd, en sedert de chalcographie of plaatsnijkunst door de lithographie of den steendruk schier geheel werd verdrongen, worden kunstgewrochten, als de 17. en de 18. eeuw te voorschijn bragten, in de onze te vergeefs gezocht, al moge ook door de xylographie of houtsnijkunst in vele landen van Europa, vooral in Frankrijk, tegenwoordig wonderen worden verrigt. Voegt men daarbij do photographie, de phototypie en de heliographie, alle vermenigvuldigende, maar minder scheppende kunsten, waar de werking van het zonlicht de kunstvaardigheid van den plaatsnijder meerendeels vervangt, dan voorwaar is het niet te verwonderen, dat de producten van het „koper-steecken” en „’t graef-” of „groefyser”, uit een artistisch en aesthetisch oogpunt, steeds meer en meer gezocht worden en in kunst- en handelswaarde stijgen.

Bleyswijck aanvaardde den hem opgedragen last, dien hij als ervaren kunstliefhebber en wetenschappelijk ontwikkeld man met de meeste zorg en toewijding behartigde en volbragt. Welke moeiten hij zich in het belang der zaak, maar ook, en zeker niet in de laatste plaats, uit liefde tot zijn beroemde en bloeijende vaderstad getroostte, kan het best worden opgemaakt uit de rekening en verantwoording van ontvangsten en uitgaven, loopende over de jaren 1675, ’76 en ’77, door hem ter kamer van Burgemeesteren op 10 September 1678 gedaan. 1)

Ik stel mij voor daaruit eenige posten mee te deelen, die om verschillende redenen vermeldenswaardig mogen heeten, ware het slechts om te bewijzen, dat de opdragt door Burgemeesteren aan hun „voorganger in officie” gedaan alles behalve een sinecure was, maar integendeel een commissie, waaraan tal van „taedieuse” en lastige werkzaamheden — „besoignes” zou Bleyswijck ze hebben genoemd — en vele „fatigues” vast waren, die door Mr. Dirk op de meestbevredigende wijze tot een goed einde werden gebragt, zoodat ik meen niet te veel te zeggen met te beweren, dat de voltooijing van het kunststuk, waarover wij thans nog met bewondering het oog laten gaan, in de eerste plaats hem te danken is, die zich door de uitgave zijner Beschrijvinge van Delft 2) bereids een onvergankelijke aanspraak op de erkentelijkheid zijner tijdgenooten zoowel als van het nageslacht verwierf. —

Het hoofd van „den ontfang” luidt als volgt:

Reeckeninge van den ontfang by my gehadt sedert den 2 Januarij 1676 tot den 3 Februarij 1678 incluys, omme, in gevolge het versoeck ende Commissie van haer Ed. Achtb. de heeren Burgemeesteren op my verleent, een groote Kaerte figuratijf van haer Ed. Achtb. Stadt te doen maken, soo als ick die op syn beste en avantagieuste 3) soude konnen ordonneren.

De „totalis somma” der hem op verschillende tijdstippen verstrekte gelden, gedurende den loop van 1676, ’77 en ’78, bedroeg 2666 gl. 15 sts. 4)

Daartegen staat een „uitgeef”, die in algemeene termen aldus wordt omschreven:

Uitgeef tegen den voorgaenden ontfang op quitantiën ofte andere blijcken, sedert den 10 Augusti 1675 tot den 10 Augusti 1678 incluys, soo ten behoeve van het figureren van Stadts-kaerte als allerhande noodige saecken daer verder aen dependerende, als Teeckenaers, Lantmeeter, reis- en teerkosten, porten van brieven, mitsgaders vrachtloon van een groote meenichte proefdrucken om door my gerevideert en gecorrigeert te werden, alles conform de innehouden van over de hondert en negentich brieven hiernevens gaende.

De uitgaven beslaan 11½ 2 folo. of 23 bladzijden met allerlei posten, waarvan ik de opmerkelijkste overschrijf. Zij roepen ons in de gedachten toestanden van voor twee eeuwen terug, toen trekschuit en postwagen de vervoermiddelen waren voor t’publiek, de logementen nog op echt-Hollandsche wijze waren ingerigt en daar evenzoo „maaltijd” werd gehouden; maar tevens herinneren zij ons, daf de stedelijke magistraat toen ter tijde de kunst niet schroomde te steunen en van oordeel was, dat de bloei en de roem eener stad ook door bevordering van alles, wat daarmede in betrekking staat en door haar ten dienste der gemeente wordt voortgebragt, uitnemend plagten te worden gebaat en verbreid. Ofschoon voor het meerendeel kooplieden en handelsmannen, waren zij tegelijk levendig doordrongen van de waarheid der gulden spreuk, die in ’t algemeen wijst op hetgeen elk in zijn stand en betrekking, met het oog op eer en waardigheid, verpligt is te doen en na te komen. Zij bragten het „noblesse oblige” in praktijk, en, gelijk Henry Havard van onze voorvaderen in ’t algemeen zegt: „ils savaient faire grand.”—

Den 10 Augusti 1675, een brief van mijnhr. van Wieringen uyt Amsterdam ontfangen met bescheit wegens de correcste kaert van de selfde stadt ƒ , 3
Den 21. dito noch een brief van den selfde met de voorsz. kaert. 5) ƒ 4, 5
Den 25 September 1675 betaalt aen Johannes Vercolie (Vercolje), 6) konstschilder, voor de teeckening van Delfshaven in profyl van de Maes af te sien, na ’t leven op ’t curieuste geteeckent, de somme van, ƒ 36,  
Den 13 October 1675 betaelt an Pieter van Asch 7) voor twee teeckeningen van Overschie en Voorburch ƒ 9,  
Ten selfden dage noch betaelt aen Monsr. van den Hove over (voor) verschot van vracht en verteer de kosten van met Monsr. Vercolie na Delfshaven en met van Asch na Overschie en Voorburch geweest te zijn ƒ 5, 1
Den 20 dito betaelt aen Monsr. Vercolie de somme van dertich guld. voor de twee kercken met haer toorens kon-          

1) Zij wordt op ’t gem. archief bewaard en maakt met hare talrijke bijlagen een lijvigen bundel uit. Zie: Register der bescheiden van het Secreet Vertrek, lade A, no. 57, bl. 98.

2) Hoe oppervlakkig en onbeduidend de zoogen. biographische woordenboeken dikwijls zijn, bleek mij onlangs nog ten klaarste, toen ik een pas verschenen werk van dien aard op Bleyswijck (Dirk van) — het berigt beslaat zeven regels! — nasloeg en tot mijn verbazing daar nog moest lezen, dat, „als een verbeterde (!) en vermeerderde uitgave van zijn Beschrijv. van Delft, die, door Reinier Boitet in 1729 aldaar uitgegeven, kan worden beschouwd.” Vgl. hiermee o. a. de Delfsche Courant van 4 April 1877. — De foliant van Boitet ontstond uit een boekverkoopersspeculatie, terwijl de beide kwartijnen van Bleyswijck daarentegen in een werkelijke leemte — welligt ook in een behoefte — voorzagen. De nazaat of liever de tijd, die alles toetst, heeft trouwens reeds uitspraak gedaan en terwijl de compilatie van den plagiaris „voor een appel en een ei” wordt verkocht, geldt het oorspronkelijk, echtwetenschappelijk werk van den geschiedschrijver op de boekenmarkt ten minste reeds viermaal meer dan de zoogen. „verbeterde” zamenflansing en is Bleyswijck’s geschrift sedert de herleving der historisch-topographische studiën in ons Land aanmerkelijk èn in waardering èn in waarde (handels-) gestegen. — Suum cuique.

3) Hij had dus de belangen der Stads-kas met de eischen der kunst overeen te brengen, wat hem uitnemend gelukte.

4) Wanneer men dat bedrag terugbrengt tot de tegenwoordige waarde van ’t geld, zal men met daarvoor ± ƒ 6000 te stellen niet zoo heel ver van de waarheid verwijderd zijn.

5) Zie over hem o. a. Boitet, Beschrijv. van Delft. Hij was een geboren Amsterdammer. Als goed portretschilder heeft hij hier terstede, waar hij zich vestigde, menig beroemd en minder beroemd man „geconterfeit.”

6) Zij moest tot model dienen voor die, welke „de derde stemhebbende stad van Holland” wenschte te doen vervaardigen. Nadat de vierde in rang, Leyden, er een had doen „figureren,” meende Delft niet te mogen achterblijven.

7) Van dezen schilder bevindt zich ten Raadhuize, in B. en W[.]’s vergaderkamer, een kapitaal landschap, door den Gorcummer Verschuyring gestoffeerd, met het jaartal 1669. Zie de opgave, achter den Catalogus der regtsgel. werken in de gem. bibliotheek, geplaatst.