Pagina:Een klein heldendicht.djvu/66

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

En de vergadring ging mee in den droom.
Zij waren één met hem: allen arbeiders.
Als een gehoor dat één is met een spreker.

Maar hij richtte zich op en zeide stil:

„Wij zijn al ver in Duitschland, halverwege
bij 't doel. Daar staat 't. Ik zie 't voor
mijn oogen, het vlamt zilver, daar, daar staat het.
Gij ziet het ook, vrienden, het Socialisme".

In één opvlamming kort had hij 't gewezen,
van uit zijn kracht, van uit zijn zeekre hart.
En als een vlam van zilver ging hij zitten.

En zij, zij keken allen op hem.
En Willem keek tot hem vol ademlooze

62