Wij vragen den achturendag omdat
wij meisjes, maagden, moeders zijn. Daarom
vragen, ja eischen wij d' achturendag.
Wij vragen den achturendag, omdat
het kind beschermd moet worden, dat in ons
leeft, hier in onzen schoot. Als dit lichaam,
deez' armen, dit bovenlijf, deze beenen,
en dit hoofd niet zacht gaan, en aan het kind
denken — dan wordt de stoot, hier gestooten,
voortgeplant op het kind. En als mijn hoofd
niet denkt voortdurend aan mijn kleine kind,
en als mijn hoofd niet rijp verstandig denkt
in mijne zwangerschap, dan wordt mijn kind
dom of dof of arrem, zooals zoovelen.
Wij vragen den achturendag, omdat
het zacht gebabbel van het kleine kind
door ons gehoord moet worden. Wij willen niet
heengaan van de aarde zonder dat gehoord
te hebben, dat zachte beekvalletje
Pagina:Een klein heldendicht.djvu/83
Uiterlijk
Deze pagina is gevalideerd
79