Deze pagina is proefgelezen
— 33 —
De zomer die bloeide,
De zomer ging heen —
Van dat mooie bloempie
Was-t-er geen één.
De hei is gaan bloeien,
Mijn hart deed zoo zeer —
Maar dat één' mooie bloempie
Dat vond ik niet meer.
De herfst die maakte
Al de bladeren goud —
Mijn hoofd en mijn handen
En mijn hart zijn zoo oud.
De sneeuw is gevallen,
De hei die wordt wit —
Daaronder — daaronder
Dat bloemetje zit! —
Als 'k dood ben dan groeit er
Zoo'n bloempie uit mij — —
Mijn lief is begraven,
Ik lig er gauw bij!