Pagina:Else.djvu/100

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

genden klank wanneer het in deemoed op des Heeren tafel werd neergelegd.

Het was een van de beste preeken, die men van hem gehoord had; en pastor Martens nam een eerste plaats in onder de meest begaafde geestelijke sprekers van het land.

De gemeente voelde zich zoo onzeghaar wel, zoo kinderlijk blij; zoo Kerstmis-blij. De vrouw van den inspecteur van politie boog zich voorover en zeide tegen mevrouw Bentzen, dat zij achter in de kerk een hoed met Schotsche garneering zag, dien zij zelf gemaakt had en met Kerstmis weggegeven, en het deed haar zoo goed dit te zien.

Mevrouw Bentzen knikte glimlachend terug: „ik heb een gevoel alsof wij allen één groote familie waren.”

Ondertusschen zette de gele winterzon haar spel met de gekleurde stralen voort. Van St.-Lukas’ os nam zij een bruine vlek en plakte dien in het gezicht van den koster, die in gala-vroomheid achter een kleine bescheiden tafel zat, waarop zijn offer zou worden neergelegd.

En verder over de kerk gingen de schuine stralen en legden hier en daar glorieschijn om het een en ander hoofd beneden.

Maar er waren immers geen heiligen onder hen en dat was juist zoo goed. Allen hadden hunne gebreken en allen kenden ze.

Br kon wel de een of ander zijn, die zijn groote gebreken had; maar lievegod! wie zou op zulk een dag zijn naaste willen veroordeelen.

Teder was zoo zeker van zichzelf, zoo overstroomend lief en kinderlijk vroom. Men lachte elkaar toe, schoof