Pagina:Else.djvu/79

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

daar is overvloed. Daar staan rijen suikerbrooden; hammen en worsten hangen daar bij dozijnen en zakken koffie, die lastig op te beuren zijn, maar wanneer gij een gat in de zakken knipt en er iets uit laat lodpen, dan wordt dat een gemakkelijke vracht. En boven in den winkel is een lawaai, zoodat ze niet hooren of wij beneden hoera roepen; het licht staat op de bovenste tree van de keldertrap, want de jongen komt af en toe naar beneden om iets te halen. Daar is ook een massa wijn; ik nam een rest mee, die ik niet drinken wou, die is te zoet voor mij, proef het eens!” hij hield de flesch naar Else toe.

Zij nam een slok, maar hij hield haar tegen; ze zouden ieder een beetje hebben! En allen kregen een mondproefje van de zoete sterke likeur; maar toen de flesch rondgegaan was, nam Loppen de laatste druppels.

Het schoot als vuur door haar lichaam; de sterke smaak ontvlamde haar begeerigheid; zij likte haren mond af en keek naar de anderen, en haar lust scheen besmettelijk te wezen. Er kwam een koortsachtige onrust over hen; de jonge man zette zijn hoed op om te laten zien, dat hij gereed was; en op het laatst zei Svend, halfweg de lucht in: „Indien iemand, die goed bekend was, ons den weg wilde wijzen dan...”

De mechanicus wisselde een vluchtigen blik met Puppelene.

„Indien het iets ordentelijks worden zal, dan moeten wij allen er bij zijn,” zeide hij halfluid en keek daarbij Else aan.

„Wij zijn erbij,” zeide zij ijverig en trok Svend mee.

„Ja, daar is geen kwestie van iets anders, wij zijn