Pagina:Euratom Treaty (Treaty of Rome) Dutch copy.pdf/51

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

a) voor de produkten voorkomende op lijst A1 wordt het gemeenschappelijk douanetarief vastgesteld op het peil van het laagste tarief dat op 1 januari 1957 in een der Lid-Staten werd toegepast;

b) voor de produkten voorkomende op lijst A2 neemt de Commissie alle dienstige maatregelen, opdat ten aanzien van deze produkten binnen drie maanden na inwerkingtreding van dit Verdrag tussen de Lid-Staten onderhandelingen worden geopend. Ingeval voor sommige van deze produkten geen overeenstemming is bereikt aan het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag, stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie de toe te passen rechten van het gemeenschappelijk douanetarief vast;

c) het gemeenschappelijk douanetarief voor de produkten voorkomende op de lijsten A1 en A2 wordt toegepast vanaf het einde van het eerste jaar na inwerkingtreding van dit Verdrag.


ARTIKEL 95


De Raad kan op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluiten tot vervroegde toepassing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op die produkten voorkomende op lijst B, waarvoor een dergelijke maatregel tot de ontwikkeling van de kernenergie binnen de Gemeenschap zou kunnen bijdragen.


ARTIKEL 96


De Lid-Staten schaffen elke op de nationaliteit gegronde beperking van de toegang tot gekwalificeerde arbeid op het gebied van de kernenergie af ten aanzien van hen die de nationaliteit van een van de Lid-Staten bezitten, behoudens de beperkingen welke voortvloeien uit de fundamentele eisen van openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid.

Na raadpleging van de Vergadering kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie, die vooraf het advies van het Economisch en Sociaal Comité inwint, de richtlijnen betreffende de wijze van toepassing van dit artikel vaststellen.


ARTIKEL 97


Geen enkele op de nationaliteit gegronde beperking kan worden aangevoerd tegen natuurlijke personen of rechtspersonen, naar publiek of privaatrecht, die onder de rechtsmacht van een Lid-Staat vallen, wanneer zij aan de bouw van installaties van wetenschappelijke of industriële aard op het gebied van de kernenergie binnen de Gemeenschap wensen deel te nemen.

— 391 —