Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/158

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

hem werd gelaten dan juist noodig is om het verbruikte te herstellen. Doch daarnaar vraagt de kapitalistische wetgever niet, die, zelfs dan waar hij meent beperkend te moeten optreden, steeds een zoo groot mogelijk stuk van het etmaal als arbeidstijd zal aanwijzen. Werkloozen, vrouwen en kinderen zijn er genoeg om bij de vaststelling van de grens waar de uitputting onherstelbaar wordt, niet al te scherp toe te zien. Is de werkman versleten voor zijn tijd, wat nood? Anderen zijn vóór hun tijd volwassen; en de te zware lasten waaronder hij bezwijkt, worden gaarne overgenomen door nog anderen die lange tijden hebben gestaan met leege handen... . Intusschen, ergens moet de grens worden gesteld, en zekere minimum-bepalingen ten opzichte van de arbeidsvoorwaarden aangenomen, die te zamen dit grondleggende belang van het kapitalisme als klasse beschermen, dat zij het levende arbeidsmateriaal bewaren voor geheele vernietiging of al te spoedige onbruikbaarheid. En waar de industriëelen al te uitsluitend letten op hun oogenblikkelijke winsten, daar moet de staatsmacht, ten bate van de geheele klasse, dwingend ingrijpen.

Overbekend zijn de gruwelen waarmee de onbelemmerde heerschappij van het jonge en krachtige kapitalisme de arbeidende bevolking van Engeland bezocht in het begin van de 19e eeuw. Doch het waren niet de gruwelen die de regeering (gelijk straks nader zal blijken) noopten tot het uitvaardigen van de overigens zeer onbeduidende beschermende maatregelen van de eerste 30 à 40 jaar. Een geschiedschrijver, geciteerd door R.W. Cooke Taylor (The Modern Factory System 1891; bl. 198–9) verdedigt zelf de aanleggers tegen het verwijt dat zij op zulke onvoldoende gronden gehandeld zouden hebben. De bezwaren tegen den kinderarbeid in katoenfabrieken, schrijft hij, waren door de Birminghamsche Kamer van Koophandel reeds in 1796 behandeld. Het gevaar van een absoluut verderf voor de arbeidende bevolking werd ingezien. De resoluties in dien zin van Dr. Perceval "een gevestigd uitnemend geneesheer" werden aangenomen. "Feiten," besluit de schrijver, (Alfred,

154