Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/306

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

heden ten nadeele van belastinggaarders, eerst met behulp van schutters en soldaten bedwongen, toen de storm ook de goederen van anderen, van de gezeten burgerij zonder onderscheid, scheen te willen aantasten. Het einde was hier het transporteeren van eenige belhamels naar Den Haag, waarvan sommigen voor de tweede keer naar Zaandam terugkeerden om slechts, ter waarschuwing van hun rotgezellen, aan de galg te worden gehangen.

Overal, inderdaad, heeft het lagere volk van arbeiders en kleine burgerij voortdurend gereed gestaan om te grijpen naar het eenige voor haar beschikbare wapen in haar klassenstrijd—het gewelddadige oproer—tegen de uitbuiting die haar iedere bete broods en ook het schamelste genoegen misgunde. Schijnbare nietigheden waren voldoende aanleidingen tot een verzet, waarvan de hevigheid getuigt van de scherpte eener klassetegenstelling, die in de bewegingen van 1747 en '48 den burgeroorlog nabij kwam. Twee voorvallen uit het jaar 1670, een te Rotterdam en een te Haarlem, willen we nog kortelijk vermelden. Iedere gebeurtenis van dezen aard bevat een nieuwe toelichting van de werkzaamheid der primitief-kapitalistische uitbuiting. Telkens anders, doen zij ons zien, dat het de methode, die uit elke behoefte van de massa geld wist te maken voor de regeerders, niet ontbrak aan verscheidenheid van middelen.

Om het verblijf op de hoofdwacht van het stadhuis te veraangenamen, had een officier der Rotterdamsche schutterij, in den nacht van 28 op 29 Augustus, zijne manschappen willen vergasten op een half anker wijn. "Eenige der schutters, uitgezonden om den wijn te halen, werden aangehouden door de gebroeders Van der Steen, pachters der wijnen, vergezeld van hunne handlangers of zoogenaamde verklikkers." Tusschen deze partikuliere kommiezen, onder bevel van hunne chefs, de pachters, en de schutters, terecht of ten onrechte voor smokkelaars aangezien, kwam het tot een vechtpartij, waarin een der eersten, ongelukkig, het leven liet. Van den manslag beticht, onschuldig, zeide men, en op de pijnbank bekennende wat hij niet had misdreven, werd zeker wijnkooper (niet

302