Naar inhoud springen

Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/316

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

kosten besteedden, konden althans de minder gegoeden niet zonder weerzin aan een onvrij beroep zien overgaan. Voor allen, eindelijk, moest het monopolistisch bezwaar gelden dat, voor de bedienaren der begrafenis, de nabestaanden voortaan uit het korps geen vrije keuze meer zou hebben. Wat de anti-demokratische samensteller van het "Beroerd Nederland" als overdreven bezorgdheid of nijdige verdachtmaking verre van zich werpt, is, meenen we, niet anders geweest dan een volkomen begrijpelijke oppositie tegen een nieuwen aanslag van hoogerhand op de beurs van de menigte, samengaande ditmaal met een aanslag op teedere of heilige gevoelens.

Hoe de stedelijke keur op het begraven en aanspreken door het publiek werd ontvangen, hoore men nog van den schrijver zelf:

 
"Eenige wargeesten, zegt hij, bliezen der schamele gemeente in 't oor, dat de keure alleen op de behoeftigen neerkwam; dat men de rijke lieden eerlijk voor hun geld zou begraven, maar dat de geringen als bedelaars zulks om Gods wil zouden moeten bidden. Kwaadaardiglijk voegden anderen er bij, dat de armen in een gewone, withouten kist, met het Amsterdamsche wapen beschilderd, zonder roef, naar het kerkhof zouden gebracht worden. Anderen wederom morden, dat de burgerij, door deze keur, in haar recht en vrijheid werkelijk benadeeld werd, dewijl voorheen ieder aansprekers naar zijn welgevallen had kunnen gebruiken, doch zich nu moest vergenoegen met dezulken die hun door kommissarissen werden toegezonden."
 

Het ergste evenwel waren de vakgenooten zelven er aan toe, die in grooten getale naar een andere broodwinning hadden om te zien. Reeds was het cijfer, aanvankelijk op 36 aansprekers en 72 dragers gesteld (een regeling welke blijkbaar de beoefenaren van dit beroep bij het dozijn berekent), door burgemeesteren op verzoeken en klachten van de gegadigden, verhoogd tot ongeveer de helft van het vroegere, dat minstens driehonderd beliep. Men

312