Naar inhoud springen

Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/386

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

kalen onder leiding van Kuyper een voor hen zeer nuttig gebruik van den afkeer juist door de sociale wetten van het ministerie bij alle konservatieven gewekt. Het gevolg was de overwinning van de Kerkelijke Coalitie bij de verkiezingen in 1901, de opening van een tweede periode in de geschiedenis van de socialistische partij in de Kamer, en van de parlementaire loopbaan van haar leider.

Beiden hadden het, wat de parlementaire gesteldheid betreft, in deze eerste periode niet beter kunnen treffen. Domela Nieuwenhuis en met hem de oude beweging, hebben ondervonden wat het zeggen wil, te staan tegenover een wetgevende vergadering als eenling gekozen, beschouwd als de verkondiger van dwaasheden, bejegend als een misdadiger in de politiek. Geen talenten en gaven zouden in de Kamer van 1888, bij de toenmalige gesteldheid in en buiten het parlement, den daarheen meer verzeilden dan verkozen socialist hebben gebaat—en althans niet hem hebben in staat gesteld te doen wat Troelstra later deed. Troelstra vond ambtgenooten, die hij dikwijls moest bestrijden, ja, maar die tenminste iets begrepen van wat de socialisten wilden, en zelfs niet geheel ongenegen waren iets daarvan te helpen bereiken. Troelstra was veel knapper en verstandiger dan Nieuwenhuis, maar hij had ook te maken met menschen die goede eigenschappen bij tegenstanders wisten te waardeeren. Omgekeerd kon Troelstra in de voornemens en ook in de voorstellen van de liberalen waardeeren wat daarin overeenkwam met ons eigen program. De betere elementen in het ministerie en de Kamer heeft hij menigmaal aangespoord, maar om dat met eenig goed gevolg te kunnen doen, moesten zij van de door hem aangewezen richting niet volstrekt afkeerig zijn: dwingen, natuurlijk, kon Troelstra die overweldigend groote meerderheid niet. Tegenover de rechterzij echter, bezaten de liberalen niet een meerderheid, en waren zij zelfs van de paar socialisten voor een deel afhankelijk. Zoo kon door hen aan een voorwaartsstuwen met succes worden meegewerkt, maar altijd zoo, dat het verschil tusschen het aangebo-

382