Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/54

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

te wenschen. De socialistische kritiek in het algemeen en de mijne in het bijzonder is niet besmet met eene geringe kwaadwilligheid. Het ongelijk is geheel aan den kant van onze vijanden; het zijn hunne leugens die onze waarheid noodig maken. De waarheid dan is, dat bij de ontmoeting met de Amsterdamsche en andere autoriteiten, men in de pers en bij de feestelijkheden, zich een indiscrete moeite heeft gegeven om de vorstelijke personen, het koningshuis en de monarchie, te versieren met voortreffelijkheden, die reeds tegen een oppervlakkige kritiek niet bestand zijn. Het past ernstigen mannen niet, op wie moeilijke verplichtingen rusten, zich ingenomen te betoonen met de bijzonderheid dat een klein meisje een "eersten steen" legt van een gesticht, en het brengt hun ernst in verdenking wanneer men hen van dat feit een oorkonde ziet samenstellen, die bestemd is het verre nageslacht te bereiken. Het zijn de mummies van onze dwaasheid die wij aan onze kindskinderen adresseeren; als zij de windselen losmaken zullen zij ons uitlachen. Nu al is het bedenkelijk; zijn deze komedianten onze magistraten?—deze vraag breekt hun prestige met zware slagen. Een kind van dien leeftijd eenigszins gewichtig te hooren toespreken en te zien behandelen met égards die deze lieden niet gewoon zijn aan kinderen te besteden, is eene vertooning waaraan wij ongaarne onze autoriteiten medeplichtig zien. Ik wil niet betwijfelen van de Regentes, wat van geen enkele verstandige moeder betwijfeld mag worden, namelijk dat zij van haar dochtertje geen oud vrouwtje wenscht te maken. Evenwel wordt het beste middel om die juiste pedagogie te bereiken nagelaten; in het openbaar moest van het meisje geen melding worden gemaakt tot aan hare meerderjarigheid. Zij behoort niet in het publiek en het is geen goede proef van het gehalte onzer publieke personen dat zij dit niet gevoelen.—De fictie van het koningschap, zeide ik, van de instelling en van het personeel, is ook bij deze gelegenheid tot barstens toe opgeblazen. Een officieele redevoering bevatte den wensch dat naderhand van Koningin Wilhelmina gezegd mocht worden, dat zij haar volk gelukkig had gemaakt.

50