Naar inhoud springen

Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/93

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

schen schepselen zijn, die alleen belang stellen in eten en drinken, of niet geschikt voor andere inspanning dan het verwerven van voedsel voor het lichaam. Het wil zeggen, dat de menschen in de noodzakelijkheid van den eersten strijd om hun bestaan, toen zij te kampen hadden met sterkere dieren dan zij waren, en met invloeden van een klimaat, heviger dan zij konden verdragen, en met een bezwaarlijke gesteldheid van den bodem, en met moeilijkheden in het verzamelen van hun voedsel, zich toen samenvoegden tot groepen welker vereenigde arbeid en tegen den druk der omstandigheden reageerend intellekt, de gevaren en de nooden van hun stoffelijk leven beter konden weêrstaan.

De maatschappij is eene uitvinding van de menschen om te kunnen leven, en in hen is de drang tot samenleven gewekt door de noodzakelijkheid die ik noemde. De eerste teekenen van menschelijke beschaving vallen samen met de oudste sporen van menschelijke samenleving. De zucht om te leven heeft de menschen bij elkaar gebracht; en toen het leven door de eerste maatschappij iets lichter was gemaakt, kwam de beschaving het leven aangenamer maken. Van de dieren onderscheiden zich de menschen door hunne samenleving welke hunnen geest heeft ontwikkeld, hunne geheele geestelijke ontwikkeling heeft geschapen, en voortgekomen is uit de werking van overeenkomstige omstandigheden als aan de dieren hunne lichamelijke gesteldheden en hunne instinkten hebben gegeven, welke hen dienen en beveiligen in hun strijd om het leven. Wij zouden zoo niet spreken als wij materialisten waren, die enkel op de materie letten. Er is niets stuitends in de materialistische verklaring van den oorsprong van de samenleving, wijl zij de samenleving onmiddellijk voorstelt als de noodzakelijke voorbereiding en onontbeerlijken grondslag van alle hooger leven. De lagere levensvoorwaarden van de menschen konden alleen worden vervuld door de ontwikkeling van hoogere eigenschappen. De menschen konden niet wedijveren in kracht, snelheid, weerstandsvermogen met de dieren. Wilden zij nochtans leven, zoo moesten zij weerstandsver-

89