Naar inhoud springen

Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/92

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
88
JOHANNES VIATOR.
 

Voor hem is geen genot, want hij moet het vertreden onder den zwaren gang zijner gepeinzen. De fonkelende webben der illusie moet hij verscheuren, hij vertreedt de bloemen der lust. En hij is wreed voor zijn arme kinderen, zijn vroolijke zinne-kinderen, zij mogen niet rusten en de kleurige bloemen niet plukken.

Het kan niet, want zijn wezen is beweging. Rustende kent hij geen bevrediging meer. Zoo hij stilstaat wordt het licht zwart en vreugde sterft. Hij waant den klaren, vasten vorm van den lust nabij, maar zoo hij omkeert en ze aanziet, is het nevel en duisternis.


Want in rust alleen leeft het volmaakte, maar wie eigen slechtheid kent, zal de rust niet kennen. Niemand kan den volkomen lust eerst zoeken, en dan het goedzijn.


Maar als een spelen van veel snarenstemmen om mijn hoofd, als een traag-fleemend geruisch in mijn ooren, als een zwaar trekken aan mijn leden, als een snikkende loomheid in mijn borst is het verlangen, het heete, dikke, verstikkende verlangen naar rust en naar het blijmaken mijner moede, hongerige zinnen.

Wat is deze dwaasheid? — Waarom ga ik? Ik ben moe — mijn arme lijf schreit en doet pijn. Waarom