V. Zoudt gy niet liever hebben, dat uwe Ouders U maar in ’t wilde lieten loopen, niet onderweezen, of, wanneer gy kwaad deedt, niet ſtraften?
A. Als myne Ouders, my geen Onderwys gaven, of, by overtreeding, niet ftraften, zouden zy toonen my niet lief te hebben. XIII. 24. Die zyne roede inhoudt, haat zynen zoon; maar die hem lief heeft zoekt hem vroeg met tugtinge.
10. V. Wat moet U eerst, als het voornaamſte van alles, geleerd worden?
A. De Vrees van God, dat is, de Eerbied voor God, en de Liefde tot God zyn het voornaamſte van alles, de grondſlag van alle wysheid. I. 7. De vreeze des Heeren is het beginſel der Weetenſchap.
11. V. Maar zou het verkrygen en het bezitten van die vreeze wél aangenaam voor een Kind zyn? Wie is er, die gaarne vreest?
A. Het is geene vrees, die ons
Pagina:Geschenk voor de jeugd vol 001.djvu/19
Uiterlijk
Deze pagina is proefgelezen
5
uit salomo’s spreuken.
voor
A3