Naar inhoud springen

Pagina:Gezelle, Laatste verzen (1901).pdf/115

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

AKSTERNESTEN.



Nog ijdel staan de boomen, in
de blauwe lucht, en blâren
en zie ‘k ze hebben meer, als of
ze dood en duister waren
voor goed nu. Lang is alles zwart
en zonder zap gebleven,
dat wijleneer zoo groene stond
in ‘t zoete zomerleven.
‘t Is zwart nu al, tot boven in
de hooge abeelensprangen,
daar zwarte en zware bonken in
van aksternesten hangen.
‘t Zijn teekens in de lucht, en wel
bekende hemelbaken,
dat wederom de zonne zit
aan ‘t lieve zomermaken.