Naar inhoud springen

Pagina:Gezelle, Laatste verzen (1901).pdf/120

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

De vijand wierd verwonnen, maar
  zijn hoogmoed niet gebroken;
met lichaamsrampe en zielgevaar
  blijft satan ons bestoken;
doch, stuive en storme ‘t nog zoo fel,
"Wie is als God!" roept Michaël.


TUSSCHENZANG:

De vane ....

De wereld is een worstelperk,
  vol vijandschap en veeten;
geen winnen, of een wapenwerk
  van dapperen mag ‘t heeten:
die weerbaar is den vrede haalt,
- "Wie is als God!" - en zegepraalt!


TUSSCHENZANG:

De vane ...

Bewaart ons, in den wijg,[1] en doet
  ons allen, die u eeren,
tot tenden uit, met kloeken moed
  de slagen slaan des Heeren;
bevrijdt ons van der kwaden dood,
o Michaël, Gods engel groot!

  1. Wijg, wijgend: strijdend; wijg: strijd; eenwijg: pugna singularis.