Naar inhoud springen

Pagina:Gezelle, Laatste verzen (1901).pdf/124

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

CINXEN.




‘t Is stille, Cinxendag en, over ‘t plekske vloers,
van waar ik henenzie en schouwen kan, daarboven,
de hemelsblauwe lucht, en hoor ik niemendal,
     ‘t en zij, voorbij geschoven,
een langzaam bellen, dat, herhalende, eens en nog
zegt: "komt te kerkewaard, met mij den Heere loven!"

‘t Is stille, en kerkewaard vervoere ik mijn gedacht,
vervoere ik heel en al mijn innewaardste wezen,
tot voor uw voeten, God, die uit het duister graf
     zijt heerlijk opgerezen;
die in uw kerke rust en daar, in ‘t hooge blauw,
terwijl het klokske luidt, mij uwen naam laat lezen.